[Column VRT Taal] Einde

Dit is de laatste column die ik voor VRT Taal heb geschreven. Helaas is die nooit op VRT Taal zelf gepubliceerd. Met toestemming van de taaladviseur van de VRT publiceer ik hem alsnog hier.


Afbeelding met de mededeling:
Offline ...
10 december 2022
Deze website gaat begint volgend jaar offline en wordt niet meer bijgewerkt.
Het VRT Taalteam dankt u hartelijk voor uw jarenlange trouwe bezoekjes aan onze website.

Zo.

Dat was het dan.

VRT Taal gaat offline, en daarmee is dit meteen mijn laatste column voor dit medium.

Niet huilen, ik red me wel. De taal zal zich ook wel redden, en de VRT misschien zelfs ook. Maar het is wel het einde van een tijdperk. Eentje dat veel langer heeft geduurd dan deze website oud is.

Klaar voor een laatste verhaaltje? Dat lijkt me nu wel gepast.

We gaan terug naar de jaren dertig. Van de vorige eeuw, voor alle duidelijkheid. In die periode werd namelijk het NIR opgericht, het Nationaal Instituut voor Radio-Omroep. En de heer Jan Boon, een van de eerste bestuurders, zag meteen de mogelijkheden die dat nieuwe medium bood om het Vlaamse volk mee te voeren in, wat toen heette, de ‘vaart der volkeren’. De Vlaming moest immers, zo zei hij zelf in 1949, ‘tot beschaving en meer geestesverfijning’ worden gebracht. En daarbij hoorde uiteraard ook een zuiver en juist gebruik van de moedertaal, het Nederlands. Toen in 1953 de televisie zijn intrede deed, nam de BRT dat streven onverminderd over. De ene na de andere grote baas, van Julien Kuypers tot Cas Goossens, benadrukten het belang van correct ABN, later AN, met inbegrip van de prominente rol die de openbare omroep daarbij moest spelen.

En het bleef niet bij woorden. Microfoonmedewerkers waren van in het begin rolmodellen. Daarom werden ze steeds strenger geselecteerd op hun uitspraak: die moest correct, neutraal en volgens de regels van de beschaafde uitspraak zijn. De Practische uitspraakleer van de Gentse professor Blancquaert uit 1934 was hierbij de leidraad, zeg maar gerust: bijbel. In het televisietijdperk werd al snel de later gevreesde ‘stemtest’ ingevoerd: de test die de dromen van aspirant-radiomakers en -televisiepresentatoren aan diggelen kon slaan, of net in vervulling liet gaan. Want hoewel velen geroepen waren, werden maar weinigen uitverkoren.

Maar zelfs die uitverkorenen moesten op hun woorden blijven letten. Even berucht als de stemtest waren immers de ‘blauwe brieven’, waarin germanist, journalist en later secretaris van de Algemene Directie Karel Hemmerechts journalisten en microfoonmedewerkers ongenadig op de vingers tikte: ‘In het radioprogramma van (datum) omstreeks (uur) zou u geschreven, resp. gedicteerd, gezegd hebben: xxx. Mensen die het kunnen weten, zijn van oordeel dat dit had moeten zijn: yyy.’ Getekend: algemeen directeur Paul Vandenbussche. En met afschrift naar de directe leidinggevende van de ongelukkige taalverloederaar. De eerste officiële taaladviseur Eugène Berode nam dit systeem van blauwe brieven over, maar haalde er de zinsnede ‘mensen die het kunnen weten’ uit.

Heel vriendelijk komt dit niet over, maar binnen de tijdsgeest van toen werkte het wel. In zekere mate toch. Iedereen kon het zien wie zo’n opvallend blauwe omslag in zijn postvakje kreeg, niemand wilde die persoon zijn, maar uiteindelijk kwam iedereen wel eens aan de beurt. De ene nam die opmerkingen uiteraard meer ter harte dan de andere.

Einde jaren negentig verving Ruud Hendrickx de blauwe brieven door een wekelijkse taalmail voor iedereen en een interne databank met taaladviezen, te raadplegen op het prille internet. De persoonlijke tik op de vingers was verleden tijd, de taaladviseur die vragen van medewerkers, collega’s, beantwoordt, deed zijn intrede. En aangezien die adviezen toch online stonden en het niet uitmaakte naar hoeveel adressen de Taalmail werd verstuurd, maakte Hendrickx zijn interne taaladviezen beschikbaar voor de buitenwereld. Op die manier gaf hij een nieuwe, moderne invulling aan de rol van de openbare omroep als bewaker en verspreider van correct Nederlands.

Maar het bleef niet bij interne taalzorg. Zoals gezegd, vond de openbare omroep van zichzelf dat hij de Vlaming moest opvoeden, beschaven, verheffen, verfijnen. Op het vlak van taal gebeurde dat vanaf het begin door middel van … laten we het ‘taallesjes’ noemen: dagelijkse taalwenken op de radio (de bekendste zijn die van Marc Galle: Voor wie haar soms geweld aandoet) en educatieve televisieprogramma’s. Dat begon met de Tele Taalles van de Nederlandse professor A.J. De Ridder, later de Vlaamse professor Leo Somers, en kende een hoogtepunt met het bekende Hier spreekt men Nederlands van Joos Florquin, Annie Van Avermaet en Fons Fraeters, dat liep tot 1972. Deze programma’s, en zeker het laatste, werden gemengd onthaald: er waren grote fans, maar er waren even goed mensen die zich eraan ergerden, zich betutteld voelden of net heel onzeker werden over hun eigen taalgebruik. Joos, Annie en Fons legden de lat namelijk wel heel hoog.

Einde jaren zeventig nam de belangstelling voor dit soort belerende, educatieve programma’s af. In de plaats kwam het entertainment: fictie, shows, quizjes. Taal verdween op de achtergrond, tot het zijn weg naar het educatieve entertainment vond: op de radio met bijvoorbeeld De Taalstrijd, op de televisie in onder meer Tien voor Taal. Het laatste programma dat integraal aan taal was gewijd, was een combinatie van informatie, educatie en entertainment. Man over Woord bestaat uit twee seizoenen, nog steeds te vinden op VRT MAX en YouTube, en werd uitgezonden in 2011 en 2012. Het doel is niet meer de mensen leren hoe het hoort, maar wel wat taal is, wat je ermee kunt doen en wat er al allemaal mee gebeurd is. Het belerende vingertje hoort definitief tot het verleden.

Maar ook Man over Woord is intussen meer dan tien jaar oud. Behalve de Taalavonden van de VRT en de website VRT Taal gebeurt er nog maar weinig voor het taalminnend publiek. Hier en daar wordt er nog wel eens een taalitempje opgenomen, zoals de Ontbreekwoorden in het Radio 1-programma Nieuwe Feiten of de Historische woorden bij Iedereen Beroemd, maar daar houdt het zo ongeveer op.

En nu verdwijnt VRT Taal, het laatste taalbastion dat de openbare omroep met zijn publiek verbond. De laatste plek waar de openbare omroep zijn publiek kon informeren op talig vlak, taaltips geven, informeren, antwoorden op taalvragen, de vinger aan de pols/het oor/de mond kon houden, exclusief aandacht kon schenken aan zijn belangrijkste medium: taal.

Maar Team Taaladvies, dé taaladviesdienst van de Vlaamse overheid voor de burger, is er toch nog? En zij nemen die taaladviezen van de VRT, inclusief de uitspraak, toch over? Zeker, en dat is heel goed nieuws voor ons, het publiek, dat daarnaar op zoek is.

Maar welke boodschap geeft de openbare omroep nu zelf? Geeft ze haar rol als voortrekker, bewaker, rolmodel niet op door dat taaladvies helemaal uit te besteden en taal geen centrale plaats meer te geven in haar structuur, beleid, uitzendschema? 

Bevestigt ze hier niet de doemgedachte dat het allemaal niet meer zo belangrijk is, dat correcte taal er niet meer toe doet als zelfs een taalbastion als de VRT er liever niet meer in investeert?

Misschien zie ik het verkeerd. Misschien is het goed dat de VRT zichzelf niet meer ziet als lichtend taalbaken. Maar toch. Het blijft een afscheid van iets dat voor altijd leek te zullen bestaan.

Reacties zijn gesloten.