De balpen. Er zijn weinig uitvindingen die het schrijven zo toegankelijk hebben gemaakt voor letterlijk iedereen. Tegenwoordig hoef je ze niet eens te kopen: bij zowat elke gelegenheid krijg je wel een of meerdere balpen(nen) met logo toegestopt. Ooit was dat anders: als je wilde schrijven, moest dat ofwel met griffel, ofwel, als het wat langer moest blijven staan met potlood of met een kroontjespen. Dat laatste betekent een hoop gesukkel met inktpot, vlekken en vloeipapier. Dat was dus een vrij omslachtige activiteit waar je je tijd voor moest nemen. Iedereen die voor of rond de Tweede Wereldoorlog werd geboren, weet precies waar ik het over heb.
De eerste balpennen
De eerste balpennen werden in 1931 ontwikkeld door de Hongaar Laszlo Joszef Biro, die later voor de nazi’s op de vlucht sloeg naar Argentinië. Na de Tweede Wereldoorlog brachten de Amerikanen de balpen samen met een hoop andere zaken naar Europa, maar er waren nog wat problemen mee. Pas toen de Fransman Marcel Bich, alias monsieur Bic (zonder h, voor het gemak van de Engelsen), het patent enkele jaren later overkocht en het ontwerp verbeterde, kwam het grote succes. De bic of wegwerpbalpen was geboren.
De balpen zoals we hem nu kennen, is pas rond 1950 in gebruik gekomen en heeft de afgelopen dertig-veertig jaar razendsnel zijn vaste plaats in het dagelijkse leven heeft veroverd. Maar wat betekent dat voor de benamingen van zo’n snelle veroveraar?
Op de kaart zien we een mooie verdeling tussen het noorden en het zuiden, die volledig samenhangt met de talen die dominant waren in de jaren vijftig en zestig toen de balpen zijn intrede deed.
Pen en balpen
Er zijn twee benamingen gangbaar in het hele taalgebied: pen en balpen. Het woord pen gaat al mee van in de middeleeuwen en heeft alles te maken met de ganzenveren die de monniken gebruikten als schrijfinstrument. Ze gebruikten namelijk enkel de grootste, stevigste veren uit de vleugels van de gans, de zogenaamde pennen, die ze aanscherpten. Die punt doopten ze in de inktpot, ze schreven tot de inkt op was, doopten de punt opnieuw in de inkt enz. Zo’n veer moest vaak worden aangescherpt en ging niet zo lang mee. Bovendien was het risico op vlekken groot: een beetje ruw dopen, wat te hard schudden met de pen, en hopla. Geen wonder dus dat men op zoek ging naar een alternatief.
Het eerste alternatief was de echte pen: een houten of metalen schacht waarin je een metalen punt stak. Het principe bleef hetzelfde: je doopte de punt in de inkt, schreef tot de inkt op was, weer dopen, weer schrijven. Het risico op vlekken bleef, maar zo’n metalen penpunt ging wel langer mee dan een ganzenveer. Ook de latere vulpen met eigen inktreservoir loste het vlekkenprobleem niet op. Tot Biro de ballpoint pen of balpen ontwikkelde. Voor deze pen verving hij de punt door een buisje inkt met een bolletje in plaats van een punt. Dat bolletje sloot het buisje af, maar omdat het los zat, rolde en verdeelde het de inkt gelijkmatig en zonder vlekken over het blad. Althans, dat was toch de bedoeling, maar Biro’s ontwerp bleek in de praktijk toch niet zo vlekvrij. Marcel Bich of Monsieur Bic loste dat probleem definitief op.
Het woord pen is dus ouder dan de balpen zelf. Het heeft er alleen in de loop van de tijd een pak betekenissen bij gekregen: van ganzenveer over schrijfinstrument dat op een veer lijkt naar zowat elk schrijfinstrument dat met inkt werkt. Zo’n betekenisuitbreiding impliceert meteen ook de nood aan meer specifieke benamingen voor de verschillende soorten pennen. Zo ontstond de vulpen en … de balpen.
Zo lijkt het alsof balpen gewoon een Nederlandse samenstelling is: bal (het bolletje in de pen) + pen = balpen, klaar. Toch klopt dit niet, of toch niet helemaal. Balpen is een ontlening uit het Engels: het woord kwam mee met de Amerikanen die het ding in Europa introduceerden. In Amerika heette het een ballpoint pen, kort ball-pen. Vandaar ook de sporadische ballpoint in Nederland, dat zijn nog resten van die ontlening uit het Amerikaans-Engels. Zoals het dus wel vaker gaat, is de naam gewoon met het voorwerp mee overgenomen.
Stylo
In België zijn er naast het algemeen Nederlandse pen en balpen nog twee woorden in gebruik: bic en stylo. Je zult deze woorden niet zo snel lezen in kranten, tijdschriften of zelfs schrijfwarencatalogi. Ze behoren immers allebei tot de informele spreektaal.
Stylo is een ontlening uit het Frans. Als het verhaal hier zou eindigen, zou het een ontlening van dertien uit een dozijn zijn. Tientallen, zo niet honderden Belgisch-Nederlandse woorden, zeker uit de informele spreektaal, zijn overgenomen uit het zo nabije Frans. Maar het verhaal van stylo is een tikkeltje ingewikkelder.
Stylo in het Frans is een verkorting van het wat ouderwetse stylograph, en dat is een algemene benaming, vergelijkbaar met onze pen. Het woord zelf is een ontlening uit het Engels. Een stylographe is dus een schrijfding, oorspronkelijk met een punt en te gebruiken met een inktpot. Toen de balpen werd uitgevonden, kreeg stylo een extra specificatie: stylo à bille, of kortweg stylo-bille. Zonder die bille heb je het over een vulpen. Daar nu ligt het verschil met de Belgisch-Nederlandse stylo, die net wel een balpen is.
Bic
Hoewel bic in Van Dale hetzelfde label BE krijgt als stylo, is het niet zo algemeen verspreid als stylo. Bic wordt vooral gezegd in het Brabantse centrumgebied, waar het soms als biek wordt uitgesproken. Iemand die om nen bic vraagt, verraadt zichzelf dus als een Brabander, Brusselaar of Antwerpenaar. De herkomst van het woord ligt voor de hand: de merknaam bic, het eerste en bekendste merk wegwerpbalpennen, heeft zich ontwikkeld tot soortnaam. Het is dus een eponiem. En aangezien monsieur Bic ofwel Marcel Bich een Fransman was, is ook bic meer dan waarschijnlijk een ontlening uit het Frans.
What about biro?
Met al die ontleningen uit het Engels en het Frans valt het waarschijnlijk niet op dat er eentje ontbreekt: biro. Biro is net zoals bic een eponiem. Niet van degene die de balpen lekvrij heeft gemaakt, wel van de persoon die hem heeft uitgevonden, Laszlo Biro. Met name in de informele spreektaal wordt de ballpoint in een groot deel van het Angelsaksische gebied ook biro genoemd: het UK, Ierland, zelfs Australië. Maar niet in Amerika. Het ontbreken van biro wijst er dus op dat het Amerikaans-Engels de leverancier is geweest voor onze woorden ballpoint en balpen, en niet het Brits-Engels. Ook daar trekt monsieur Bic dus (een beetje) aan het langste eind.
AANVULLING APRIL 2017
Lees hier het vervolg op dit verhaal.
Mijn moeder (Roeselare, West-Vlaanderen) gebruikt soms de term biro. Geen idee hoeveel dat daar verder vespreid is. Fijn onderzoekje! 🙂
In het Antwerpse wordt Bic ook als biek uitgesproken. Niet omdat de ie lang is, maar omdat de korte i in het Antwerpse standaard klinkt als ie.
Dat klopt, maar dat soort uitspraakverschillen neem ik niet op op een kaart, behalve als de kaart over uitspraakverschillen gaat. Anders zou die onleesbaar worden.
Is dat niet verwarrend, met een (Lam)biek onder handbereik, al dan niet geschapen door Willy Vandersteen? 😉
Ik heb nog nooit gehoord van iemand die per vergissing een bic heeft leeggedronken. Of met een Lambiek probeerde te schrijven. 🙂
Ik weet dat verschrikkelijke geklieder van die eerste balpennen nog. Die zogenaamde Kugelschreiber waren zéér impopulair bij ons op school. Altijd een kladje bij de hand om de punt van de pen na zo’n vijftig tekens weer aan af te vegen, yèch! En dan lag je er alsnog met je hand ongewild midden in …