‘Geft da kaske na is hier’, zong Clement Peerens in 2008. Het kaske waarvan sprake is geen dressoir of kleerkast. Nee, het is de afstandsbediening van de televisie. Het kaske, ook wel bakske, de remote of zapper waar in menig huishouden om gekibbeld wordt. Heel wat woorden, voor een voorwerp dat ons leven nog niet zo lang mee bepaalt. Hoe lang eigenlijk?
Het prille begin
De eerste afstandsbediening werd uitgevonden in 1950 door het bedrijf Zenith. Het was een vierkant doosje dat je met een draad aan je televisie kon hangen. Er stonden vier knoppen op: twee om van kanaal te wisselen, een om het volume te regelen en een om het toestel aan en uit te zetten. Omdat die draad toch heel onhandig bleek, kwam enkele jaren later al de eerste draadloze afstandsbediening op de markt. Die bevatte dezelfde vier knoppen en werkte met supersone geluidssignalen.Die dingen zijn in België en Nederland nooit in gebruik gekomen. In de jaren vijftig waren er amper mensen met een tv en daarop kon je maar één kanaal ontvangen. Een afstandsbediening had dus weinig zin. Maar in de jaren zeventig en zeker de jaren tachtig veranderde dat. Steeds meer mensen haalden een tv in huis, er kwamen meer kanalen beschikbaar en belangrijke tv-producent Philips ging ze ook produceren (vanaf 1974). Het woord afstandsbediening was in 1984 ingeburgerd genoeg om onder deze betekenis in Van Dale te worden opgenomen. Intussen kun je een televisietoestel enkel nog goed bedienen met zijn afstandsbediening, en is het ondenkbaar dat je er geen enkele hebt. Tenzij je gewoon geen televisietoestel in huis hebt.
Wie is de baas?
De afstandsbediening is niet alleen gemeengoed geworden, sinds we toegang hebben tot tientallen kanalen, is het ook een machtsvoorwerp geworden. Wie hem in handen heeft, bepaalt waarnaar gekeken wordt en hoe de avond eruit ziet. Er wordt (of werd) bij wijlen dus stevig om gebakkeleid.
In het heetst van de strijd is afstandsbediening een onhandig lang woord. In de beslotenheid van het huisgezin en nadien in het geklaag erover op café kwamen als snel korte versies in gebruik. De meest voor de hand liggende strategie is natuurlijk de afkorting, AB, en de verkorting, afstand. Die worden inderdaad een zeldzame keer vermeld, maar populair zijn ze niet. De tv-kijkende taalgebruiker is immers een stuk creatiever.
Een andere afkorting die vooral in Nederland wordt gebruikt, is remote, kort voor remote control. Hoewel de lange versie sinds 2005 in Van Dale staat, heeft niemand van de meer dan 700 invullers die opgegeven. Het korte remote is waarschijnlijker duidelijk genoeg, en net iets handiger. Toch staat dat niet in het woordenboek.
En dan zijn er die andere woorden, die niets met afstandsbediening of remote control te maken hebben: zapper, knipper, bakske en kaske. Van deze vier is alleen zapper of zap in het hele taalgebied bekend. De andere drie zijn enkel in een bepaalde regio gebruikelijk.
De oudste betekenis van zapper is niet ‘afstandbediening’, maar iemand die veel zapt en dus vaak van tv-kanaal wisselt. M. De Coster meldt in zijn Woordenboek van de Neologismen (1999) dat het woord in die betekenis al in 1989 werd gebruikt. Zapper in de betekenis ‘afstandsbediening’ vond hij voor het eerst in bronnen uit 1996 en 1997. Het antwoord op de vraag welke betekenis er eerst was, is hier wel duidelijk.
In het midden en oosten van Vlaanderen grabbelt men naar het kaske (kastje) in het heetst van de strijd om de tv-macht, in het westen is het een bakske. Kastje is in Van Dale opgenomen onder de betekenis ‘(informeel) televisietoestel’. De eerste televisietoestellen waren inderdaad kastjes met een beeldbuis erin. Dat was al niet meer het geval toen de afstandsbediening volop in gebruik kwam. Mogelijk is het woord kaske voor televisie nog in gebruik gebleven toen het toestel al lang geen kast meer was, en is het daarna overgegaan op de afstandbediening.
De herkomst van bakske is minder duidelijk. Werd de televisie in het westen misschien een kijkbak genoemd, naar analogie van de originele kijkbakken of poppenhuizen en is daarna hetzelfde gebeurd als met het kaske? Is bakske genoemd naar de vorm van de afstandsbediening? Of komt het nog ergens anders vandaan?
En dan is er de knipper (knippertje, knijper, knippermesjien, knipperkèsje) in Noord-Brabant. Volgens de woordenboeken van Thorn en Meijel betekent knipper daar ‘drukknoop’. Mogelijk ligt daar het verband met de afstandsbediening, die behoorlijk wat drukknopjes bevat. Opvallend feitje: de meeste knipper-zeggers zijn ouder zijn dan 60. De jongeren uit die regio zeggen afstandbediening of zapper, net zoals iedereen.
Nieuw, en toch zoveel namen
We hebben hier te maken met een voorwerp dat nog niet zo lang algemeen in gebruik is. Toch kent een behoorlijke variatie, die dan nog eens netjes regionaal verdeeld is. De respondenten vermelden bij de regionale variant bijna systematisch dat die ‘informeel’ is, ‘spreektalig’ of zelfs ‘dialect’. Op zich is het niet vreemd dat de variatie net bij de informele benaming zit. Dat is uiteindelijk huis-tuin-café-taal, een register dat automatisch in een beperktere kring wordt gebruikt. Wel apart is dat een woord voor zo’n recent voorwerp ‘dialect’ wordt genoemd.
In mijn vragenlijst heb ik gevraagd naar de afstandsbediening voor de televisie, omdat die het eerst was. Het is de oer-afstandsbediening. Intussen heeft natuurlijk zowat alles dat elektronisch bediend kan worden zijn eigen afstandsbediening, van de stereoketen en de videospeler tot de airco, de tuinpoort en de huisverlichting. Naar mijn gevoel zijn dat allemaal ‘afstandsbedieningen’ zijn en geen remotes, bakskes of kaskes. Klopt dat volgens jullie? Of zijn jullie ook voortdurend het kaske van de garage en de remote van de airco kwijt?
(met dank aan de redactie van Van Dale voor het opzoekwerk naar de eerste opname van het woord afstandbediening)
In ons gezin werd voor de afstandbediening vanaf het begin het woord “stoker” of “stokertje” gebruikt. Daarmee kon je de televisie aan- en uitsteken. Ik ben het blijven gebruiken.
“bakske”, schrijf je in je artikel. Maar uit het onderzoek is toch gebleken dat die variant “bakje” is. Het diminutief -ske komt in het West-Vlaams namelijk niet voor.
In principe klopt dat, maar de meeste invullers van mijn enquête hebben toch letterlijk ‘bakske(n)’ opgegeven, de meeste wel buiten West-Vlaanderen. Het klopt wel dat ook ‘baksje’ en ‘bakje’ zijn geantwoord.
Wij noemen het ding thuis consequent afbandsbestiening. Is ooit per ongeluk gezegd door een gezinslid.
De eerste draadloze afstandsbedieningen werkten niet met supersone geluidssignalen, maar met ultrasone geluidssignalen. Supersoon betekent sneller dan het geluid, ultrasoon geluid (ook wel genoemd: ultrageluid) betekent geluid met een frequentie hoger dan het menselijk oor kan horen.
Bij ons in de familie (in Temse en Antwerpen) werd altijd “drukker” gebruikt, en mijn zus en ik zijn dat blijven doen.
Mijn man en ik noemen het sinds jaar en dag de “patspats” hahaha, geen idee meer hoe dat ooit zo gekomen is. Onze kinderen noemen het dus ook zo 😉
bij ons noemen we het zapstok