[Recensie] Geen woord te veel. Van INL tot INT.

Omslag boek Geen woord te veel. Geschiedenis van INL tot INT. Van Piet van Sterkenburg en Frieda Steurs.

In het boek ‘Geen woord te veel. Geschiedenis van INL tot INT’ doen voormalig directeur Piet van Sterkenburg en huidig directeur Frieda Steurs de rijke geschiedenis van ‘hun’ instituut doeken. Het boek vormt het sluitstuk van het Matthias de Vriesjaar, het feestjaar naar aanleiding van de 200ste geboortedag van de grondlegger van het Woordenboek der Nederlandsche Taal en dus ook het huidige INT. Zoals het een feestelijke publicatie betaamt, is het boek heel mooi en luxueus uitgeven, inclusief harde kaft, stofomslag met het beroemde, indringende portret van stichter Matthias de Vries en met leeslint. Een genot om in te bladeren. En voor mij ook een stukje trip down to memory lane.

Mijn alma mater is de KU Leuven, maar in 1996 trok ik voor een half jaar naar Leiden, op Erasmus. Ik maakte er niet alleen kennis met de neerlandistiek in Nederland, en met een paar heel fijne docenten die ik voordien alleen als naam uit mijn cursussen kende. Ik volgde er ook het vak Lexicologie. Dat werd wel net zoals de andere vakken gedoceerd in een lokaal in het Matthias de Vrieshof, maar niet in hetzelfde gebouw. Lexicologie, met professor Piet van Sterkenburg als docent, werd gedoceerd in het Walhalla van de lexicografen: het Instituut voor de Nederlandse Lexicologie. Op dat moment zat daar het Woordenboek van de Nederlandsche Taal in zijn eindfase, maar dat wist ik toen niet. Wat ik toen wel leerde, was dat dit mijn ding was: woordjes verzamelen en zo precies mogelijk definiëren. Ik voelde me er helemaal thuis. Als de afstand wat kleiner was geweest – en ik geen vast lief had gehad, die later mijn man is geworden – dan had ik er zeker gesolliciteerd.

Later heb ik nog aan woordjes gedaan: eerst als redacteur van het Woordenboek van de Limburgse Dialecten, dan van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten. En nu spelen ze een centrale rol in mijn leven als vertaler en als tekenaar van taalkaarten. De band met het INL, nu het Instituut voor de Nederlandse Taal, is gebleven: ik maak heel veel gebruik van de online woordenboeken en tekstcorpora, houd contact met enkele medewerkers, volg nieuwe projecten op en ‘mijn’ dialectwoordenboeken worden er op dit moment verwerkt tot een grote databank, in het DSDD-project (Dictionary of the Southern Dutch Dialects).

Het boek zelf begint natuurlijk veel eerder dan in 1996. Het behandelt de volledig geschiedenis, van het eerste bescheiden scriptorium waar de eerste afleveringen van het WNT tot stand kwamen via de officiële oprichting van het INL in 1967, met naast het WNT ook de Thesaurus tot het brede Instituut van de Nederlandse Taal, dat sinds kort weer heel dicht bij de roots op het Rapenburg is gevestigd. En het doet volledig recht aan de rijke geschiedenis en het grote belang van het instituut voor de Nederlandse taal. Het gaat niet alleen over projecten als de historische woordenboeken, de Thesaurus, later Taalbank, nu Taalmaterialen. Maar ook over de strijd om het bestaan, om relevant te blijven, om het evenwicht te vinden en te bewaren tussen eigen ambitie, inspelen op de vraag van de wetenschap en een vaak iets te beperkte mankracht, allemaal zaken die mij als ex-woordenboekredacteur bij dat andere langlopende project erg bekend voorkomen. Grote grensoverschrijdende samenwerkingen botsen nu eenmaal meer dan eens op de politieke grenzen van het eigen land. Het is ongelooflijk wat de medewerkers van het INL en het huidige INT gepresteerd hebben en nog steeds klaarspelen. En het is een verhaal, geen droge opsomming van projecten, cijfers, begin- en einddata. Integendeel: de personen die dit allemaal in de loop van de tijd hebben waargemaakt, staan centraal. Met naam, toenaam en meestal ook een foto. Ere wie ere toekomt, helemaal zoals het hoort. En het is aangenaam dat je als lezer een gezicht kunt plakken op al die namen. Het laat heel goed zien dat achter al die fiches, die boekbanden, die computerschermen en tekstcorpora echte, gedreven mensen van vlees en bloed zitten, en dat dat altijd zo is geweest.

Het boek is een aanrader voor iedereen die van taal houdt en nieuwsgierig is naar de manier waarop een monumentaal werk als het Woordenboek der Nederlandsche Taal tot stand is gekomen en naar wie al die mensen zijn, die hun leven wijden aan taal, aan het Nederlands en aan de woordjeswetenschap – en intussen ook de rest van de taal.

Het boek ‘Geen woord te veel. Geschiedenis van INL tot INT’ van Piet van Sterkenburg en Frieda Steurs is uitgegeven bij Scriptum. Meer informatie hierover vind je op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal. Daar kun je het boek ook bestellen.

ISBN 978 94 6319 055 8

Reacties zijn gesloten.