30 oktober 2020: er gaat een schokgolf door Belgisch Twitterland als Lotus aankondigt dat het de naam speculoos vanaf volgend jaar inruilt voor het internationaal gebruikte Biscoff, een samensmelting van ‘biscuit’ en ‘coffee’. De verontwaardiging is groot: veel mensen noemen het een aanslag op hun culturele erfgoed en kondigen alvast aan dat ze nooit biscoff zouden kopen.
Wat is hier aan de hand? Hoort speculoos inderdaad tot ons erfgoed? Gaat het dan om de naam, om het koekje zelf of over de twee? En wat is het verband met het woord speculaas en de grote, kruidige koeken die je rond de sinterklaasperiode bij elke bakker vindt?
Speculoos en speculaas
Volgens Van Dale is speculoos de Belgisch-Nederlandse versie van speculaas in de tweede betekenis. Die betekenis bij het trefwoord speculaas krijgt ook een label BE en luidt:‘harde, droge platte koek waarin gebrande suiker verwerkt is’. Zoals bovenvermeld koekje dus. In Nederland daarentegen is speculaas volgens hetzelfde woordenboek een ‘hard, droog, gekruid gebak dat in verschillende platte figuren wordt gebakken (vroeger vooral op en omstreeks St.-Nicolaas gegeten)’.
Op deze manier lijkt speculaas een valse vriend: hetzelfde woord, maar een ander koekje in België dan in Nederland. Alleen: in de praktijk liggen er in november en december bij zowat elke zichzelf respecterende bakker in België ook stapels harde, droge, gekruide koeken in verschillende platte figuren. En die heten ook speculaas. De Hasseltse speculaas uit Belgisch Limburg – dik, zacht en minder kruidig, is zelfs wereldberoemd bij elke zichzelf respecterende speculaasliefhebber. Sinterklaasspeculaas is dus zeker geen typisch Nederlands verschijnsel.
De speculaas/speculoos-knoop is wat ingewikkelder dan je zou denken als je vertrekt van de definities in Van Dale. Hoog tijd dus om die te ontwarren en uit te zoeken wat nu de positie van speculoos is in de wereld der koeken. We beginnen bij het begin: de traditionele kruidenkoek.
Kruidkoek
In 2017 vroeg ik in mijn 12de vragenlijst naar de naam voor ‘een sterk gekruide, oude soort koek, meestal − maar niet uitsluitend − hard, droog en plat, die in verschillende vormen verkrijgbaar is en vooral omstreeks het sinterklaasfeest en tijdens de adventstijd populair is.’ Het gaat hier dus over traditionele gebak uit de eerste betekenis in Van Dale. In het Onze Taal-artikel ‘Wie zoet is …’ uit 2014 van Hans Beelen en Nicoline van der Sijs blijkt hoe oud die traditie en die koekjes zijn: zelfs Bredero (17de eeuw) vermeldt ze in een van zijn stukken. En zoals te zien op de kaart bestaat er in het hele taalgebied wel een naam voor het gebak, ook in Vlaanderen.
Speculaas en speculoos zijn van de partij, samen met zusje speculatie en vreemde eend in de bijt taaitaai. Speculatie is volgens de respondenten die het hebben opgegeven dialect en wordt afhankelijk van de plaats uitgesproken als ‘speculaose’, ‘spikkeloasje’, ‘spekeloasie’ of iets dergelijks. Dus meestal met een klank die ergens tussen aa en oo ligt.
De respondenten maken daar wel duidelijk een onderscheid tussen speculaas en speculoos. Opvallend, want in het Woordenboek van de Zuidelijke Dialecten, met gegevens uit de twintigste eeuw, worden speculoos en speculaas beschouwd als uitspraakvarianten van hetzelfde trefwoord, speculaas. De definitie hier is wat algemener: ‘bruingekleurd, droog koekje met een typische smaak, vaak gegeten bij koffie of ter gelegenheid van het sinterklaasfeest.’
Ook in de etymologiebank worden speculoos en speculaas als hetzelfde woord beschouwd. Het zou ontstaan zijn uit dat andere woord dat in nog heel wat dialecten voorkomt: speculatie. Dat betekende oorspronkelijk naast ‘overdenking, vermoeden’ ook ‘zin, welbehagen’, vooral in de uitdrukking ergens zijn speculatie in/aan hebben (16de eeuw). De precieze link met de koek is niet duidelijk: wordt de koek zo genoemd omdat ze behagen schept, of omdat ze ‘fantasiegoed’ is. In de dialecten waar een lange aa als een ao-achtige klank klinkt, wordt dit dan speculoos. Mogelijk is dit versterkt door invloed van het Frans, of beter het Belgisch-Frans, waarin dezelfde koek spéculos heet. In andere verklaringen wordt een verband gelegd met het Latijnse speculum, ‘spiegel’, en de samenstelling spekkeklaas. Die vind ik zelf minder overtuigend.
Hetzelfde? Of toch niet?
De Nederlandse respondenten van mijn vragenlijst uit 2017 zetten taaitaai en speculaas broederlijk naast elkaar. Dat betekent meestal dat het over twee verschillende zaken gaat, en dat blijkt hier ook uit de opmerkingen. Taaitaai is, zoals de naam het al zegt, zachter en taaier; speculaas is harder en brokkeliger. De situatie is minder duidelijk voor de regio’s waar in België speculoos en speculaas naast elkaar staan. Volgens sommige mensen is er geen betekenisverschil, volgens anderen is speculoos hard en speculaas zacht en volgens een derde groep is het net omgekeerd.
Een intrigerende kwestie. Daarom zette ik een poll in de Facebookgroep VRT Taal, met overwegend Vlamingen, en op Twitter, waar vooral veel Nederlanders actief zijn. Ik vroeg hen of ze speculaas, dan wel speculoos kennen, zo ja of het synoniemen zijn en zo nee, wat dan het verschil is.
Het resultaat:
Uit de poll in VRT Taal komt een verdeeld beeld naar boven. Volgens bijna 433 mensen zijn speculaas en speculoos synoniemen; volgens 352 mensen zijn het twee verschillende begrippen en 393 mensen geven aan dat ze de twee woorden wel kennen, maar alleen speculaas zeggen. Het monopolie van speculoos is een stuk kleiner: 118 mensen zeggen dat ze de twee vormen kennen, maar alleen speculoos zeggen. Slechts een enkeling kent maar 1 van de twee varianten.
Op Twitter hebben 1429 mensen de poll beantwoord. 28% kent alleen speculaas, volgens 62% betekenen speculoos en speculaas niet hetzelfde, volgens 11% betekenen ze wel hetzelfde. Met andere woorden: het woord speculoos blijkt wel degelijk bekend in Nederland, maar het is volgens de grote meerderheid van de mensen geen speculaas.
Met of zonder kruiden, knapperig of smeerbaar
De meeste mensen in België kennen op zijn minst de twee vormen en een grote groep gebruikt ook allebei. Volgens veel mensen zijn het synoniemen., maar bijna even veel mensen vertellen dat het twee verschillende woorden zijn.
Dat laatste is een recente ontwikkeling. Die hoeft niet zo vreemd te zijn: de twee varianten komen hier en daar naast elkaar voor en dan kan het twee kanten op: ofwel verdwijnt één van de twee varianten, ofwel ontstaan er vanzelf register- of betekenisverschillen. Zoals hier. De verschillen die het vaakst worden vermeld, zijn de volgende:
- Speculaas wordt gemaakt met specifieke kruiden (speculaaskruiden), speculoos met kandijsuiker of gebrande suiker en soms met kaneel. Dat verschil wordt ook gemaakt in bakkers- en hotelopleidingen. Er worden ook twee verklaringen gegeven voor dat betekenisverschil:
- De –loos uit speculoos zou erop wijzen dat speculoos ‘speculaaskruidenloos’ is. Deze verklaring is een klassiek voorbeeld van volksetymologie.
- Speculoos, het koekje zonder kruiden en met gebrande suiker, zou rond de vorige eeuwwisseling in Franstalig België ontstaan zijn. De speciale speculaaskruiden zouden toen te duur geweest zijn voor de Belgische portemonnee Het woord speculoos zou samen met het karamellige koekje in Vlaanderen terecht zijn gekomen. In Nederland speelde dat probleem niet, omdat men via de kolonies veel goedkoper aan die kruiden kon komen. Mogelijk is dit type koekjes zo ontstaan, maar de vormvariant met oo komt, zoals gezegd, al veel langer in Vlaanderen voor.
- Aanvullend op de vorige beschrijving: speculoos is een dun koekje, speculaas is dikker.
- Speculaas is Hollands, speculoos is Vlaams. Dat sluit aan bij de tweede uitleg bij het kruidenverhaal, maar dan zonder het verschil in kruiding.
- Speculaas is het juiste woord, speculoos is een gallicisme/dialect/fout.
- Speculoos is de merknaam van Lotus, alle andere gelijkaardige koekjes heten speculaas.
De situatie in Nederland ligt duidelijk anders. Uitgaande van de kaart uit 2017 verwachtte ik niet dat veel mensen in Nederland het woord speculoos kennen. Toch blijkt uit de Twitterpoll, die overwegend door Nederlanders is ingevuld, dat dat wel het geval is, maar voor 62% van de invullers is het wel iets anders dan speculaas. In Nederland gaat het dus niet over twee vormvarianten die elk een eigen betekenisontwikkeling hebben gekend, maar van in het begin over twee verschillende woorden en begrippen. Dat wordt ook duidelijk uit de concrete betekenissen. Speculaas is voor iedereen de kruidenkoek die vooral in de Sinterklaasperiode verkrijgbaar is. Het verschil met speculoos:
- speculoos is smeerbaar, een pasta, speculaas is een koek
- speculoos is de koek zonder speculaaskruiden, vergelijkbaar met de bastognekoek. Net als in Vlaanderen dus. De verklaringen dat het op een gegeven moment te duur was in België om de kruidige koeken te bakken en dat –loos wijst op de afwezigheid van die kruiden worden ook vermeld.
- speculoos is de merknaam van Lotus; gelijkaardige koekjes krijgen een andere naam, bijvoorbeeld bastognekoek.
- speculaas is een Nederlandse soortnaam, speculoos is de Belgische variant
Er is een grote overlap tussen de interpretaties in Nederland en België, maar de betekenis van de pasta is uniek voor Nederland.
Het erfgoed speculoos?
Oorspronkelijk waren speculaas en speculoos dus vormvarianten van hetzelfde woord: in sommige regio’s wordt die aa ook als aa uitgesproken, in andere klinkt die als ao of als oo. De twee varianten staan zelden naast elkaar. Op een gegeven moment, vermoedelijk ergens in het begin van de 20ste eeuw, is er de betekenis ‘hard koekje van kandijsuiker en zonder speculaaskruiden’ bij gekomen. Volgens Wikipedia ligt de oorsprong voor de naam speculoos voor dat type koekjes bij bakkers uit Oost- en West-Vlaanderen, die de koekjes – en de naam spéculos, op zijn Vlaams gespeld als speculaus – meebrachten. In die regio was de variant speculoas/speculoos gangbaar. Er was dus maar een kleine stap nodig om van speculoos een aparte soortnaam te maken voor de nieuwe koekjes.
En dan komen we weer bij Lotus, de wereldspeler die de lokale naam voor zijn koekjes wil inruilen voor de internationale naam en daar behoorlijk veel protest op kreeg. Lotus Bakeries werd in 1932 opgericht door bakker Boone uit Lembeke in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen. Dus precies de regio waar rond de eeuwwisseling de koffiekoekjes met kandijsuiker geïntroduceerd werden. Twintig jaar later introduceerde onze bakker ze in de horeca als ‘koekje bij de koffie’ en kort daarna werd het koekje al verdeeld in de omringende buurlanden. Zoals Nederland. Intussen kent de hele wereld de Oost-Vlaamse koekjes voor bij de koffie, weliswaar onder de naam Biscoff. De naam speculoos blijft beperkt tot België, Nederland en Frankrijk.*
Dit verklaart mogelijk het een en ander:
- waarom in een deel van Vlaanderen speculaas en speculoos naast elkaar staan met twee verschillende betekenissen. Speculoos komt uit het oorspronkelijke dialect en heeft er via het nieuwe koekje de status van soortnaam gekregen, speculaas is er altijd het ‘nette’, niet-dialectische woord voor de kruidkoek geweest.
- waarom in een deel van Vlaanderen speculaas en speculoos synoniemen zijn of speculoos wel bekend is, maar niet gebruikt wordt. Het gewone woord is daar waarschijnlijk wél speculaas en heeft er naast de betekenis ‘kruidkoek’ intussen de betekenis ‘koekje bij de koffie’ bij gekregen. Speculoos is er hooguit passief bekend, maar is nooit gangbaar geweest in de spreektaal of heeft het label ‘dialect’ gekregen.
- waarom het betekenisverschil in Vlaanderen vooral draait om dat verschil in kruiding. Speculoos is als ‘koekje zonder speculaaskruiden’ ontstaan in Franstalig België en overgenomen door bakkers in Oost- en West-Vlaanderen. Zowel het koekje als de naam waren in die regio dus al lang in gebruik toen het een van de bekendste producten van de Oost-Vlaamse koekjesfabrikant werd. In Nederland daarentegen is dat type koekjes pas via die fabrikant bekend geraakt. Daarom is speculoos voor veel Nederlanders wel specifiek ‘het koekje van Lotus’ en heten koekjes van een ander merk ook anders. Bastognekoeken bijvoorbeeld.
- waarom in Nederland speculoos ook, of alleen maar speculoospasta betekent. Hoewel het recept op zich al veel langer bestaat, werd het door het bekende bedrijf van de speculooskoekjes in 2008 gecommercialiseerd. Speculoospasta heeft nooit de smaak gehad van de kruidige speculaas, wel van de suikerige speculoos van dezelfde fabrikant.
Met andere woorden: hoewel het als vormvariant al langer bestaat, heeft het woord speculoos in de twintigste eeuw een heel eigen betekenisontwikkeling ondergaan. Eerst werd het een koekje met kandijsuiker/zonder speculooskruiden, dan een koekje dat je in de horeca bij je koffie krijgt en ten slotte het smeersel dat naar dat koekje smaakt en je op je brood doet. Tegelijk heeft het zijn link met de traditionele kruidkoek nooit helemaal verloren.
En dat allemaal omdat een slimme bakker uit Oost-Vlaanderen in de jaren vijftig het onmisbare koekje dat je bij je kopje koffie in het café of restaurant krijgt, speculoos noemde. Je kunt dus wel zeggen dat dankzij Lotus speculoos van dialectische vormvariant gepromoveerd is naar een apart, nieuw woord met eigen betekenissen.
*Na een storm van protest op sociale media heeft het bedrijf beslist om de naam speculoos in België, Nederland en Frankrijk te bewaren in de slogan ‘the original speculoos’ onder de nieuwe naam.
Niet te vreten die Lotus koekjes, geef mij maar een lekker molenspeculaasje.
Laat ze dan maar liggen voor wie ze wel lust beste Rob.
Ik zeg in mijn dialect ‘spekelauskoeke’. Dus met een au-klank. Nochtans komt in mijn Oosterzeels dialect (Zuid-Oost-Vlaanderen) de Nederlandse aa-klank meestal overeen met de lange ‘o’, dus de ‘o’ van ‘mot’, maar dan veel langer (ik houd niet van de transcriptie ‘oa’, de ‘a’ voel ik er niet in). En de Nederlandse ‘oo’ komt in mijn dialect meestal overeen met de tweeklank ‘uu-doffe e’.
-“Speculoos” is Brussels. (Ik ben als bakkerszoon geboren in de streek rond Brussel en heb dikwijls genoeg speculaas op z’n Brussels horen uitspreken)
-De Franstaligen hebben die Brusselse uitspraak gewoon overgenomen.
-In Wallonië zeggen ze dus “speculoos”, maar “speculoos” is daarom nog niet Waals maar wel Frans (ook in Frankrijk).
-Lotus wil de term “speculoos” waarschijnlijk blijven gebruiken omdat op de verpakkingen dan één woord zowel in het Nederlands als in het Frans gebruikt kan worden.
-“Speculoos” en “speculaas” zijn dus eigenlijk twee uitspraakvarianten van hetzelfde woord. Het gaat dus om één en hetzelfde woord, op twee verschillende manieren uitgesproken. Dat maakt de redenering van Lotus dus gewoon belachelijk. Speculaas is speculaas, hoe je het woord ook uitspreekt en dat heeft niets met het bakken met of zonder speculaaskruiden, kaneel of gebrande suiker te maken.
=>”Speculaas” is dus in elk geval Standaardnederlands, want het is bekend en in gebruik in Nederland en België.
-“Speculoos” is/was in Nederland niet in gebruik (tenzij in verwijzingen naar Belgische toestanden en als het over Lotus en andere Belgische merken gaat die “speculoos” gebruiken).
-In België komt “speculoos” dus wel voor. Het woord is niet algemeen gebruikelijk in het hele Nederlandse taalgebied (“speculaas” wel) => beter “speculaas” gebruiken, ook al zet Lotus vele Vlamingen op het verkeerde been.
-In ouder Nederlands kon speculatie “overdenking, vermoeden” ook “zin, welbehagen” betekenen (cfr. in de uitdrukking in het WNT “ergens zijn speculatie in (of aan) hebben”.
-Speculatie (speculaaskoek) heette dan zo, mogelijk schertsend, omdat het van oorsprong gebak voor fijnproevers was. Via de betekenis “veronderstellen, bedenken” komen we aan de betekenis “fantasiegoed”.
[Dat het Latijnse “speculatio” = bespiegeling betekent, kwam goed uit: omdat een speculaaspop het spiegelbeeld is van de afbeelding op de koekenplank (= prent) waarmee het gevormd wordt => welbehagen< gebakken voor fijnproevers]
Interessante toelichting beste Bert
In de les Frans heb ik indertijd geleerd dat speculoos de Franse term is en speculaas de Nederlandse term.
Het is wel te hopen dat speculoos nooit (meer) speculaas gaat heten, want er is een hemelsbreed verschil tussen beide, en dan loop je gevaar om met een niet-bedoeld product thuiskomt.
Kruidkoek is voor mij ook weer een heel ander product, een soort ontbijtkoek met kruiden. De lekkerste komt volgens mij uit Deventer.
Voor mij is het belangrijkste kenmerk van taaitaai, behalve dat het zacht en taai is, dat er er anijs in zit.
In West-Vlaanderen (Menen in mijn geval) streken we van een speeklozeke of een speeklozekoekske waarbij we de eerste “o” uitspreken zoals de Zweedse “å”. Maar we schrijven wel degelijk speculaas voor het kruidige, vaak met kaneel bereide koekje dat vers lekker knapperig is maar snel zacht wordt. Het wordt het hele jaar door verkocht maar tegen Sinterklaas komen er in meerdere groottes exemplaren in de vorm van de heilige man in de handel. Vroeger vond je in de Actionwinkels “Brokkelspecul(oos)/(aas) die heel lekker en goed gekruid was. Wanneer het lekker smaakt trekken West-Vlamingen zich meestal niet al te veel aan van schrijfwijze of uitspraak. Wij spreken er niet over, wij eten het op.
Ik heb speculaas leren kennen als een knapperige, kruidige koek (of koekje) en taai-taai als een nog niet eens zó taai gebak, meestal in vorm van een zogenaamde “vrijer”. Daarnaast ken ik pepernoten (“neuten” ofwel brokjes van die peperkoek, zoals taai-taai ook wel geheten hebben moet, en die brokjes zijn allemaal ongelijk van vorm) en kruidnootjes (“neuten” van kruidkoek, wat schijnbaar een naam dus geweest zijn moet van speculaas; die “brokjes” zijn allemaal even groot en plat-rond en worden almaar meer óók uitgemaakt voor “pepernoot”). Ikzelf hield na zekere intocht van Sinterklaas dit maar voor stelregel: als het paard van de Sint op een pepernoot stapt, mag je nog proberen, dat geplette ding op te eten; dat lukt niet, als het een kruidnootje betrof: dan heb je enkel nog gruis.