Het is zo ver: de grote dag is aangebroken. De bruidegom haalt zijn bruid op bij haar ouders en bewondert voor het eerst haar … ja, hoe noem je de kleding van de bruid? Jurk, japon? Kleed misschien? En is het van de bruid, om te trouwen of voor het huwelijk? Een overzichtje.
Jurk, kleed of japon?
Hoe je je droomjurk voor de grote dag ook noemt – of de jurk van je aanstaande – het zal altijd een samenstelling zijn. Deel één heeft te maken met de grote dag zelf, deel twee benoemt het kledingstuk zelf. Kandidaten: jurk, kleed(je) en japon. Uit mijn eerdere artikel hierover blijkt dat:
- jurk het algemeen Nederlandse woord is. Met name in Nederland wordt hier het gewone, dagelijkse kledingstuk mee bedoeld
- kleedje heel algemeen is in de informele spreektaal in Vlaanderen. Jurk is hier eerder formeel (chique) en schrijftalig. Kleedje is het gewone woord, kleed is minder gebruikelijk.
- japon zowel in Nederland als in Vlaanderen een wat chiquere, duurdere versie is.
Met deze kennis in het achterhoofd zou je verwachten dat een samenstelling met –japon zeker in Nederland veel voorkomt en in Vlaanderen de –jurk de eerste keuze is.
Dat blijkt niet zo te zijn: bruidsjapon en in mindere mate trouwjapon zijn wel vermeld in Nederland en Vlaanderen, maar geen van beide zijn eerste keuze. Een Nederlandse bruid draagt een bruidsjurk of een trouwjurk. Een bruidsjapon moet dan wel een erg bijzondere, chique jurk zijn.
De Vlaamse bruid hult zich in een trouwkleed, heel soms ook in een bruidskleed. Een bruidsjurk kan ook, en hier en daar een trouwjurk. Wat heel zeker is, is dat een Vlaamse bruid niet trouwt in een kleedje. In ‘t lang trouwen is nog lang niet uit de mode, en zo’n kledingstuk met sleep of op zijn minst tot aan je voeten kun je moeilijk een kleedje noemen.
Bruid, trouw of huwelijk?
We weten nu hoe het kledingstuk zelf kan heten. Nu de bepaler nog: is het het kledingstuk van de bruid, draagt ze het omdat ze trouwt of is het ter gelegenheid van haar huwelijk?
Samenstellingen met huwelijk komen heel weinig voor. Het trouwen staat centraal, en daarna de bruid zelf. Er is weinig verschjl tussen noord en zuid: zowel in België als in Nederland zijn de meeste samenstellingen met trouw-, gevolgd door de samenstellingen met bruid-. De topper in Nederland is trouwjurk, gevolgd door bruidsjurk. In België staat trouwkleed op de eerste plaats, op ruime afstand gevolgd door trouwjurk en bruidsjurk. Pas dan volgt bruidskleed, met 16 meldingen.
Vroeger
Hoe oud zijn deze woorden nu? Om dat uit te zoeken, bestaan er tegenwoordig twee interessante bronnen: het Diachroon seMAntisch lexicon van de Nederlandse Taal (DiaMaNT) en de n-gram viewer van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL).
DiaManT is een fonkelnieuw diachroon semantisch woordenboek van het Nederlands. Dat woordenboek zoekt naar semantische verbanden tussen de ingangen in de bestaande historische woordenboeken van het Oud-Nederlands tot het moderne Nederlands van de jaren 70. Op die manier kun je betekenis- en woordontwikkelingen in de loop van de eeuwen in het Nederlands ontdekken. Klinkt goed, maar jammer genoeg levert het voor de feestverpakking van de bruid weinig op: alleen bruidskleed is erin te vinden, met één ingang in het Middelnederlands woordenboek. Het laat wel zien dat dit een behoorlijk oud woord is: de vindplaatsen dateren van net na 1300.
De n-gram viewer van de DBNL dan. Dat is een heel leuk en eenvoudig speeltje voor iedereen die graag digitaal snuffelt in oudere teksten. Het is heel simpel: je zoekt één woord of een woordgroep van maximaal 10 woorden en met één klik verschijnt er een grafiek, een soort tijdlijn waarop je de datering ziet van de teksten waarin het woord dat of de woordgroep die je zoekt voorkomt. Je kunt zelfs meerdere zoekopdrachten over elkaar ‘plakken’, zodat je ze goed kunt vergelijken. De n-gram kan spellingvarianten interpreteren, heel handig om ook info te krijgen uit de tijdvakken van voordat er officiële spelling bestond. En hier zijn wel wat trouwkleren te vinden:
- Bruidskleed blijkt het oudste én het populairste woord: 441 vindplaatsen, de oudste uit 1756. Meer bepaald de tekst ‘De vrouwelyke Cartouche’ van een zekere Petrus Lievens Kersteman. Ik geef voor de volledigheid even de zin zelf mee: ‘Ik veinsde te slaapen en genoegzaam bespeurende dat zy my voor haare wezentlyke Egtgemael nam, gaf ik geen teeken van ontsluimering; maar hield my zoo onverzadelyk aen ‘t snorken, dat de Bruid besloot om zig by my neer te leggen; doende alleen haar goude Ketting en eenige andere Juweelen met haer Bruidskleed af, en liet haar speelgenooden weg gaen.’
- Het eerste trouwkleed vinden we in 1838, in het egodocument Mengelpoezy deel 1: ‘Daer stapt de vorst in ‘t zwierig trouwkleed / De troonzael uit, / En volgt den hofstoet naar de wanden / Der jonge bruid.’ In deze context is het trouwkleed blijkbaar iets wat de bruidegom draagt. Het eerste vrouwelijke trouwkleed dateert uit 1856. Het staat in de Romantische werken, deel 12: Overbetuwsche novellen van J.J. Cremer: ‘Zie, daar knielt ze – ‘t oarige dernje – daar knielt ze bij den stoel neder waarop haar trouwkleed gereed ligt’. In het totaal komt trouwkleed of een spellingvariant ervan 87 keer voor in de DBNL.
- Ook trouwjapon is een 19de-eeuws woord. Het komt in het totaal 84 keer voor in het hele corpus. De eerste melding dateert uit 1856: ‘Moeder’s trouwjapon van gruune sergie, ‘en arfstuk bijkant tachtig joar oud, met kort en lêg uutgesnêje bovenlief, krakte zuster Sanne um de magere lêjen, aldat ie krek as ‘en zak hieng; op ‘t schêve heufd sting de neiste kniepmuts met rood en gêl gemoesd lient d’r um, da’j schêf en drêjerig wier a’j ‘t oanzag.’ (Romantische werken, deel 12: Overbetuwsche novellen van J.J. Cremer)
- Bruidsjapon vinden we 83 keer, waarvan de eerste keer in 1866 (de opgave uit 1652 is een fout): ‘Zij hield hare verglaasde, waterachtige oogen, zoo strak mogelijk op hem gevestigd en vervolgde: ‘Zou mijn bruidsjapon mooi geweest zijn?’, uit De Manja. Familie-tafereel uit het Surinaamsche volksleven, van C. Van Schalck
- Trouwjurk wordt maar 46 keer vermeld. De eerste keer gebeurt in 1901, in De Hollandsche Lelie, jaargang 20: ‘Hij, ‘de stille,’ zooals ze hem noemden, omdat hij karig was in woorden, zat een zeil te naaien. ‘t Doek lag om hem heen en ‘t oude zeil, waar hij den lap inzette, op zijn knieën. ‘Maak je een nieuwe trouwjurk voor je mooie vrouw, Marks? ‘t Is noodig, hoor!’
- Bruidsjurk komt 95 keer voor in de teksten van de DBNL. De eerste keer is in een tekst van 1935: Tusschen twee dromen, van Alie Smeding: ‘Nu ben ik zelf ook iets stabiels geworden, iets stabiels in een lichtblauwe bruidsjurk.’ Daarmee is dit woord het modernste van de reeks.
Ook in de DBNL zijn er amper samenstellingen te vinden met huwelijk: zeven keer huwelijkskleed, verspreid over de periode tussen 1856 en 2003.
Modern
Speciale kleren voor het huwelijk zijn voor gewone mensen (dus niet de adel of de notabelen van het dorp of de stad) een vrij recent gegeven. Tot in de 19de eeuw waren alleen de huwelijken van mensen van adel en andere belangrijke en rijke mensen grootse feesten met veel luxe en prachtige, dure kleding die speciaal voor deze gelegenheid werd gemaakt. Dat was dan het bruidskleed. De gewone mensen droegen waarschijnlijk gewone kleren die ze eventueel wat opsmukten met bloemen. Ze hadden er dus geen speciale naam voor nodig. De opkomst van de bruids– en trouwjurk en de bruids– en trouwjapon vanaf het midden van de 19de eeuw wijst erop dat er vanaf dan stilaan meer aandacht gaat naar wat de bruid draagt. Dat hoeft in werkelijkheid nog steeds geen jurk voor eenmalig gebruik te zijn. Waarschijnlijk was dat meestal een vermaakte of een geleende jurk die nadien weer werd aangepast voor dagelijks gebruik. Mijn schoonmoeder heeft de hare nadien gebruikt om er doopkleding voor haar kinderen van te maken.
Speciaal een bruidsjurk kopen of laten maken voor de mooiste dag van je leven lijkt nu vanzelfsprekend, maar we doen dat eigenlijk nog niet zo lang.
Een gestileerde versie van de kaart verscheen samen met een korte beschrijving voor het eerst in het tijdschrift Onze Taal, nummer 2/3 van jaargang 90 (2021), p. 25.