Een symboolkwestie: noemen en heten

Start een debat rond correct taalgebruik in Vlaanderen, en binnen de kortste keren wordt het verwisselen van noemen en heten vermeld als toch het grote voorbeeld van slecht/foutief taalgebruik, gebrek aan taalkennis en taalverloedering.
Die verwisseling is volgens onze standaardtaal inderdaad een fout, maar het is toch bizar dat het telkens deze is die telkens opnieuw als voorbeeld komt bovendrijven, terwijl er nog tientallen even hardnekkige èn opvallende fouten zijn. Hoe komt dat toch?
Eerst en vooral: wat is de fout precies en waar komt ze vandaan?
Correct is: ‘Hij heet Jan’ en ‘ze noemen hem Jan.’ In het taalkunds wordt dat: ‘noemen’ is een perfectief werkwoord (de handeling is voltooid), ‘heten’ een imperfectief werkwoord (de handeling op zich is nog actueel).
‘Hij noemt Jan’ is dus verkeerd, volgens de regels van de standaardtaal, en bijgevolg alle mogelijke taalzuiveringsboekjes.

Gek, het is zo eenvoudig, de functies (of beter, ‘aspecten’) van deze werkwoorden zijn netjes verdeeld. Waarom blijft die fout dan zo hardnekkig bestaan? En waar komt die negatieve voorbeeldfunctie vandaan?
Vraag 1: de herkomst. Als je nagaat hoe deze twee werkwoorden in het verleden, voordat er van een standaardtaal sprake was, gebruikt werden, dan kom je plots tot de ontdekking dat die tweedeling er helemaal niet was. Heten betekent ook noemen, en noemen betekent ook heten.http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/heten
Ik vermoed dat toen in de zestiende-zeventiende eeuw de standaardtaal werd geconstrueerd, door taalbouwers die vooral streefden naar orde en logica in de taal, die tweedeling is vastgelegd. Twee werkwoorden die twee identieke aspecten of betekenissen hadden, dat kan toch veel logischer en efficiënter? Werkwoord 1 krijgt gewoon betekenis 1, en werkwoord 2 betekenis 2. Klaar. Dat is ook gebeurd met hen/hun/haar, en er worden nog steeds massa’s fouten gemaakt tegen hen en hun.
Die fouten blijven namelijk hardnekkig, omdat de verdeling kunstmatig is. Ze is nooit ‘vanzelf’ natuurlijk in de taal terecht gekomen, maar ze is ‘gemaakt’, een bouwsel. En zulke bouwsels hebben slechts heel zelden echt succes, hoe hard taalzuiveraars en -verbeteraars er ook voor strijden.
Vraag 2: de aandacht. Zoals gezegd bestaan er honderden taalfouten die lijken op noemen/heten. Toen ik in mijn eerste twee jaren Germaanse zat, moesten wij een boekje uit het hoofd leren (Dag in Dag uit, van Woord tot Woord), met in het totaal vijfhonderd taalzuiveringskwesties. En dat waren nog maar de meest frequente (in Vlaanderen dus). Noemen/heten was er daar eentje van, samen met ‘welk’ (voor wablieft), de fameuze ‘droogkuis’, plaatsvinden/doorgaan, op punt stellen, enz. Allemaal even hardnekkig en ‘fout’. Wat heeft noemen/heten dan wat mijn 499 andere kwesties niet hadden?

Wat nu volgt is pure speculatie, bewijs hiervoor heb ik niet.
Volgens mij heeft de carrière van noemen/heten veel te maken met de opkomst van de commerciële televisie, de angst voor de taalverloedering die hiermee gepaard ging (dat was een feit, zie voorbeelden in ‘De Manke usurpator’), en de gewone Vlaming die plots op tv, tot dan hèt grote standaardtaalbastion, kwam en, vooral in spelletjesprogramma’s, volop ‘X Y noemt (waarbij X de familienaam is, en Y de voornaam), woonachtig is en werkzaam is’. Kon het gebrekkige Nederlands van die arme Vlaming nog explicieter zijn? Jan Hautekiet deed er in zijn radioprogramma Hallo Hautekiet (Studio Brussel) nog een schepje bovenop door systematisch het ‘noemen/heten’ van zijn gasten te verbeteren (naast ‘plaatsvinden/doorgaan’), en de carrière was gemaakt. Maar ondanks die extra aandacht, ondanks dat voortdurende corrigeren, blijven die koppige Vlamingen zeggen: ‘Ik noem X’. Hoe is het toch mogelijk.

Conclusie:
– Het is niet omdat het in de standaardtaal netjes geregeld was, dat het altijd zo geweest is. Natuurlijk gegroeide taal is niet ‘netjes logisch en efficiënt’, en al helemaal niet geregeld.
– Kunstmatige ordeningen en ingrepen in een taal maken weinig kans om effectief tot het gewone taalgebruik door te dringen. Noemen/heten is maar een van de honderden voorbeelden.
– 1 symbooldossier maakt of kraakt de taal niet. En meer nog, zelfs al wordt zo’n taalzuiveringskwestie een symbool dat iedereen wel kent, de ‘fout’ blijft hardnekkig bestaan. En dat is maar goed ook, want waarover zouden wij, de goede, ijverige standaardtaalsprekers, anders nog kunnen kankeren?????

Bijna vergeten, mijn eigen opinie. Ik zal die er maar bij zetten, voor ik door anderen in een of ander pro- of contrahokje gezet word waar ik niet thuishoor. Wel, als het tot mijn taak (als vertaler, proofreader of taaldocent, en ook als moeder) hoort om correct standaardtaal te gebruiken, aan te leren of te corrigeren, dan zal ik dat doen. Dan is het mijn job. Maar het is niet mijn job of mijn ambitie om *iedereen* standaardtaal te leren. Daarvoor hou ik teveel van taalvariatie, van registers en van evolutie. Bovendien primeren in mijn gewone contacten voor mij verstaanbaarheid en communicatie, en het is net nefast voor de communicatie om mensen te pas en te onpas te corrigeren. Je geeft daarmee aan dat je eigenlijk niet naar de boodschap luistert, maar naar de manier waarop ze praten. En je komt over als een onverbeterlijke betweter, of je nu gelijk hebt of niet. Ik vind dat het niet aan mij is te bepalen hoe andere mensen moeten spreken. Ze zijn groot genoeg om dat zelf uit te maken.

(deze tekst is overgenomen uit mijn oude blog Taaldenker. Voor de reacties kun je daar nog steeds terecht.)

Reacties zijn gesloten.