[Column VRT Taal] Den Dikke

Deze week verschijnt de nieuwe Dikke Van Dale. Jup, op papier, want online staat die al jaren aanwezig te zijn. Toen bekend werd dat er een nieuwe papieren versie kwam, had ik al meteen zin om een ‘Van Dale-bingo’ te maken. Een greep uit de kandidaten:

  • Hoezo? De vorige zou toch de laatste op papier zijn?
  • Wie gebruikt er nu nog een papieren woordenboek?
  • Gebruiken jongeren de Van Dale nog wel?
  • Zoveel nieuwe Engelse woorden! Verengelsing!
  • Hoezo, ‘m/v/x’ bij al die beroepsnamen? Wordt Van Dale nu ook al woke?
  • Staat [woord dat beledigend is voor bepaalde bevolkingsgroep] er nog altijd in? Haal dat er toch uit!
  • Waarom staat [creatief woord dat een keer in de krant heeft gestaan] er niet in? Het bestaat want het stond in de krant.

Ik beken: ik ben een woordenboekmens. Dat zal weinigen onder u verbazen, vermoed ik. Ik heb in een ver verleden, toen woordenboeken nog met fichebakken werden gemaakt, het vak Lexicologie gevolgd bij Piet van Sterkenburg, die man die niet vies is van een vloekwoordenboek meer of minder. Ik heb zelfs zelf ooit fichebakken gevuld die een deeltje van een woordenboek moesten vormen (Aflevering Karren en wagens van het Woordenboek van de Limburgse Dialecten). Maar ik heb ook digitale databanken met woorden en hun beschrijvingen gevuld en tekstcorpora doorploegd op zoek naar de precieze betekenis van een woord. Als vertaler duik ik dagelijks in de – online – woordenboeken, meertalig én eentalig. Om maar te zeggen: ik weet waar een woordenboek voor dient. En waarvoor niet.

Nu die papieren Van Dale. Heeft de uitgeverij ooit echt beweerd dat de vorige editie de laatste was? Bij mijn weten niet. Het klonk natuurlijk wel goed in de krant en in 2015 leek het al wel een anachronisme. Maar wie toen een Van Dale heeft gekocht met het idee om echt de aller-, allerlaatste versie op papier in huis te halen, heeft vooral zichzelf iets wijsgemaakt. En geef toe: het is een rare reden om een woordenboek te kopen. Vind ik toch. En ja, ik heb hem ook. Maar ik heb een ander excuus: ik ben een woordenboekmens.

Waarom zou de uitgeverij dan beslissen om toch nog een, zoals het in Nederland heet, ‘dodebomenversie’ uit te brengen? Ik weet het niet. Ik ga er gewoon van uit dat ze zelf eerst een marktonderzoek hebben uitgevoerd en dat het resultaat daarvan was dat het nog wel de moeite was. Je gebruikt een papieren woordenboek toch ook anders dan een online versie, dat merk ik ook bij mezelf. Ja, ik neem die dingen inderdaad soms vast. Ik ben een woordenboekmens.

De online woordenboeken gebruik ik dagelijks voor mijn werk. Om de vertaling van een woord of uitdrukking op te zoeken meestal. Maar ook om de precieze betekenis van een Nederlands woord te kennen, of om te kijken of het meer betekenissen heeft dan ik ken. Of om het lidwoord, het meervoud, de uitspraak te kennen. Te kijken of er toevallig een labeltje bij staat dat wat extra info geeft over het gebruik ervan. Ik ben dol op woordenboeklabeltjes.

Papieren woordenboeken neem ik, toegegeven, niet dagelijks ter hand. Zelfs niet wekelijks. Als ik het doe, is het om in te bladeren, mijn oog op een interessante ingang te laten vallen die ik anders nooit zou opzoeken, citaten te lezen, van het ene woord naar het andere te springen, te kijken welke woorden vlak voor en vlak na het opgezochte woord staan. In online woordenboeken zoek ik op, in papieren woordenboeken lees ik. Niet van kaft tot kaft, zo erg is het nu ook weer niet. En ik hou net iets meer van stokoude woordenboeken dan van spiksplinternieuwe. Die geur, dat taalgebruik. Ah. Die dingen zijn heuse teletijdmachines. Ik ben een woordenboekmens.

Als ex-woordenboekmaker (ik noem mezelf soms ‘lexicogravin’) en woordenboekliefhebber ken ik ook de beperkingen van woordenboeken. Of beter: de grenzen. Je kunt immers onmogelijk *alles* opnemen in een woordenboek. Een woordenboek is dus een bewuste selectie. Daarom staat er vrij weinig vaktaal, streektaal en andere specifieke taal in een algemeen woordenboek als Van Dale. Alleen als die speciallekes ook in algemene taal opduiken, moeten ze erin, zodat de ‘leken’ die ermee geconfronteerd worden kunnen opzoeken wat ze betekenen. Daarvoor dient een woordenboek immers. In beschrijvende woordenboeken horen ook beledigende woorden thuis. Die moeten er zéker in, mét een labeltje dat de lezer waarschuwt dat de woorden in kwestie beledigend zijn. Zo kan die lezer niet meer beweren dat hij/zij/die het niet wist. Hetzelfde geldt voor woorden die niet als standaardtaal worden beschouwd, maar die je wel vaak hoort of leest. Daarvoor dienen de woordenboeklabeltjes. Alleen als je expliciet een normerend, prescriptief woordenboek samenstelt, beperk je je tot de woorden die als standaardtaal beschouwd worden. Maar zo zijn er tegenwoordig nog maar weinig.

En die Engelse woorden dan? Tja, als veel mensen vaak dezelfde Engelse woorden in hun Nederlandse taal gebruiken, dan moet iemand toch uitleggen wat ze betekenen. En op een gegeven moment horen ze er dan ook gewoon bij. Net zoals café of garage of implementeren ooit vanuit het Frans in het Nederlands terechtgekomen zijn, geldt nu hetzelfde voor chillen, awkward, deepfake. Ze zijn zo aanwezig in het Nederlands en volgen gewoon de Nederlandse grammaticaregels. Dus ja, we hebben ze blijkbaar geadopteerd. Het is niet de eerste keer dat we zo graag leentje-buur spelen en het zal ook niet de laatste keer zijn. En net omdat het gebeurt en de ene zo’n invloed al wat sneller oppikt dan de andere, moeten ze in het woordenboek. Zodat je ze kunt opzoeken en kunt leren wat ze betekenen. In het Nederlands. Daarvoor dient een woordenboek.

Was die papieren Van Dale nu nog nodig? Ik ben er zeker van dat er nog wel mensen zijn die graag in woordenboeken bladeren en lezen. Deze editie speelt daar zelfs op in: er staan 150 ‘taalverhalen’ in, verhalen over de evolutie van woorden en beschrijvingen. Kijk, dat vind ik dan weer leuk. Wordt dit de laatste? Ach, wie zal het zeggen. Ik vind dat zelfs een rare vraag. Je vraagt je toch ook niet af of het nieuwe boek van gelijk welke auteur nog wel op papier zal verschijnen?

Maar ja, ik ben dan ook een woordenboekmens.

Eerder verschenen bij VRT Taal op 22 maart 2022

Reacties zijn gesloten.