We weten allemaal wat een auto is: dat ding op vier wielen dat op benzine, diesel en tegenwoordig steeds vaker op elektriciteit rijdt. Maar hoe spreek je dat woord uit: als auto, oo-to of otto? En nog interessanter: wat zegt jouw uitspraak over jou? Of wat denkt men aan de hand van die uitspraak over jou? Dat heb ik in 2021 in mijn 28ste vragenlijst opgevraagd.
Automobile en automobiel
Laten we beginnen met de oorsprong van het woord en de uitspraak ervan. ‘Auto’ is de verkorte vorm van ‘automobiel’, de oorspronkelijke benaming die het ding in de negentiende eeuw kreeg. Die benaming werd ontleend uit het Frans, en dat speelt een rol bij de uitspraak van dat woord. Toen de automobiel meer en meer in het straatbeeld verscheen en mensen er dus ook vaker over spraken, werd die omslachtig lange benaming ingeruild voor de korte versie: auto. Dat moet rond de eeuwwisseling gebeurd zijn, getuige de oudste vindplaatsen in het Engels en het Nederlands – de oudste Franse vindplaats is niet bekend.
De Franse uitspraak van ‘auto’ in de lange en later de korte versie is ooto: een lange oo in de eerste lettergreep en met de nadruk op de tweede lettergreep.
Auto en oo-to
Die uitspraak werd in eerste instantie ook overgenomen in het Nederlands. Het gaat hierbij niet over een gewone ontlening van woord + uitspraak: het had ook te maken met het object zelf. Honderd jaar geleden kon alleen de elite zich een automobiel of, oké dan, een auto permitteren. Die elite was vaak Franstalig. Het was dus perfect logisch dat ze niet alleen de Franse nieuwigheden overnamen, maar ook de Franse benamingen ervoor, inclusief accent. Als die elite dan (vooral in Nederland) Nederlands sprak, namen ze die Franse uitspraak oo-to mee over, maar met de Nederlandse klemtoon op de eerste lettergreep. Daarmee onderscheidde de elite zich ook in haar taal van het gewone volk. De Vlaamse elite voelde die behoefte om zich in hun Nederlands te onderscheiden veel minder, omdat ze volledig verfranst was en amper Nederlands sprak.
In de loop van de twintigste eeuw evolueerde die uitspraak wel naar ‘auto’, dus met een tweeklank. De auto werd niet alleen een democratisch vehikel dat steeds meer mensen zich konden veroorloven. De uitspraak veranderde ook onder invloed van andere ‘auto’-woorden die altijd met een tweeklank werden uitgesproken, zoals ‘autobiografie’ en ‘autonoom’. Intussen is de uitspraak met de tweeklank de meest neutrale en algemene in het hele taalgebied. Maar het is ook nu nog niet de enige variant.
De Nederlandse oo-to
Naast auto hoor je in Nederland ook de uitspraak oo-to nog steeds. De oo in deze variant is afhankelijk van de regio een lange éénklank: oo, of een lichte tweeklank: oow. Het is in ieder geval een andere dan de ow– of aw-klank van auto. Volgens de meeste informanten van mini-onderzoekje 27 is er ook geen verschil in status tussen die twee opties. De ene keer zeg je auto, de andere oo-to, dat is het. Maar sommige informanten bespeuren toch een verschil. Welk, daar bestaat geen eensgezindheid over. Volgens de ene is oo-to eerder informeel en spreektalig, volgens de andere net chique en netjes. Die tweede associatie is nog een restje van de originele uitspraak en de oorsprong daarvan: het elitaire Frans-Nederlands van de gegoede Nederlander uit de hogere klasse.
De Vlaamse otto
De Vlamingen zijn het wel allemaal roerend eens over de status van de uitspraak otto: dat is de regionale, streektalige, spreektalige, dialectische variant. Welk label de informanten er ook precies op plakken, het komt er altijd op neer dat het expliciet niet de standaardtalige uitspraakvariant is. Dat is immers auto, met tweeklank. De West- en Oost-Vlaamse variant oo-to, met lange oo in plaats van korte o, heeft precies dezelfde status: spreektalig, regionaal, dialectisch, ongeschikt als je standaardtaal spreekt. De herkomst van al deze varianten is hetzelfde: net zoals dat bij zoveel waardevolle objecten ging die oorspronkelijk alleen voor de Franstalige elite waren weggelegd, kwamen die Franse benamingen ook in de dialecten terecht zodra de objecten zelf bereikbaar werden voor de ‘gewone’ mens, die op dat moment vaak een dialectspreker was. De klanken werden lichtjes aangepast aan het dialect, waardoor oo-to in de meeste dialecten een korte o kreeg.
Toen in de jaren zestig en zeventig de ABN-campagnes hun hoogtepunt kenden, leerden de Vlamingen de intussen courante Nederlandse uitspraak auto kennen, niet alleen in geluid, maar ook in schrift. Zo is er een duidelijke tweedeling ontstaan: de eerder Franse uitspraakvariant otto voor de informele spreektaal en de dialecten en de ‘echte’ Nederlandse uitspraak auto voor het AN, de standaardtaal. De Nederlandse elite-versie oo-to heeft in Vlaanderen nooit een rol gespeeld. Dat de regionale uitspraak met korte o in heel Vlaanderen bekend is, zien we niet alleen op de kaart. Je kunt het ook merken aan de talrijke autostickers met de Vlaamse variant van ‘Baby on board’. Let er maar eens op, je zult ze vast wel eens tegenkomen op een auto met een wit-rode nummerplaat.
Auto, oo-to of otto?
Uit de opmerkingen van de informanten komt duidelijk naar boven dat
- De uitspraak auto, met uitgesproken tweeklank, de meest neutrale en standaardtalige is in het hele taalgebied.
- De status van het Nederlandse oo-to, met lange oo, en het Vlaamse otto, met korte o, helemaal niet dezelfde is.
- Je in Nederland oo-to kunt gebruiken naast auto, maar dat oo-to voor sommige mensen wel gemarkeerd is. Het kan informeel overkomen, maar ook als (te) chique.
- De variant otto in Vlaanderen maar één associatie kent: informeel, spreektalig, regionaal/dialectisch/tussentalig en met zekerheid niet standaardtalig. Je gebruikt die dan ook alleen maar als de context ervoor goed is: uitgesproken informeel.
De keuze is aan jou!