We zitten in de rustige periode tussen de Olympische en Paralympische Spelen. De euforie bij de eerste is intussen een gekoesterde herinnering en de tweede Spelen moeten nog beginnen. Eerlijk is eerlijk: tijdens die Olympische Spelen was er natuurlijk niet alleen euforie. Er waren ook de net-niet-momenten, de verwachtingen die niet helemaal of zelfs helemaal niet ingelost werden. De kleine en grote, diepe teleurstelling. Al die teleurgestelde sporters en sportjournalisten gaven dat gevoel dezelfde naam: ‘zuur’. Het was zo opvallend dat ik bij elk interview na zo’n net-niet-moment zat te wachten tot dat woord zou vallen. Ik werd geen enkele keer teleurgesteld. Toch niet daarin. Want de tegenvallende prestatie zelf was natuurlijk elke keer wel … nou ja … een beetje zuur.
‘Zuur’ is een heel geschikt woord om een grote teleurstelling uit te drukken of het gevoel dat je krijgt als de grote verwachtingen – van jezelf of anderen – niet werden ingelost. Om te beginnen is er de smaak zuur: die van citroenen en limoenen, van zuurtjes en smoelentrekkers, van zure bommen en zuurkool, zure appels en zure haring. Als ik er maar aan denk, voel ik mijn tong, lippen en zelfs ogen al samenknijpen. Oef, zo zuur. Niet lekker, niet aangenaam. Behalve als je van zuur houdt.
En dan is er ook nog zure melk of zure yoghurt. Zuur is dan niet gewoon een smaak, het is een teken van bederf. Zuur staat gelijk met oneetbaar en slecht. Ook buiten voeding bestaat die koppeling zuur = slecht. Kijk maar naar zure regen (die geen zure smaak heeft, maar wel veel ‘zure’ bestanddelen bevat), zuur weer (koud en vochtig). Ook zure oprispingen (door maagzuur) zijn bijzonder onaangenaam. Dan heb je last van ‘het zuur’. Een zuurpruim is geen prettig gezelschap. En we weten allemaal wat bedoeld wordt met de ‘verzuring’ van de maatschappij.
Niet alleen de betekenissen van en associaties bij het woord ‘zuur’ zijn over het algemeen onaangenaam zuur. Je ziet er ook niet op je vrolijkst uit als je het woord uitspreekt. De beginklank, z, klinkt als een zoemende mug. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik vind dat een van de irritantste geluiden die er bestaan. En dan volgt de uu. Daarvoor pers je je lippen samen tot een heel klein, strak gespannen rondje, nog kleiner en strakker dan wanneer je een oo of oe wil produceren. Die uu verleng je tenslotte een beetje door de afsluitende r. Een zoemende mug en een klinker vol spanning, heel prettig klinkt het niet.
De tegenhanger van dat kleine, gespannen lippenrondje waar je de uu doorheen perst, is de aa. De ‘lachende klank’, zoals Annie Van Avermaet ons alweer zoveel jaar geleden leerde tijdens de lessen Nederlandse Taalbeheersing aan de KU Leuven. Je plooit je mond tot een brede lach, van oor tot oor, en maakt dan geluid: ‘aaaaaaaaaaaa’. Je hebt meteen de juiste klank beet.
Met andere woorden: de tegenhanger van ‘zuur’ is de lach. En ook die was er op die Olympische Spelen. Twee exemplaren zullen mij nog meer bijblijven dan de lach van gelijk welke medaillewinnaar. De eerste is die van Noor Vidts, de zevenkampster die volop genoot van elke proef die ze uitvoerde en in de zevende hemel was met haar net-geen-podiumplaats. Een zogenaamde ‘chocolade medaille’ die alles behalve zuur was. Maar de mooiste is toch die van Mieke Gorissen: de vrouw die op haar 38ste tot haar eigen grote verbazing geselecteerd werd voor de Olympische marathon, die volledig uitliep en dan nog eens een 28ste plaats (van de 88 deelnemers) behaalde. Haar mengeling van lachen en huilen, van ongeloof en opluchting is de complete tegenpool van alles wat het woord ‘zuur’ maar oproept. Misschien moeten we voor die emotie ook eens een woord verzinnen. Eentje met heel veel aa’s erin, zodat we niet anders kunnen dan lachen. De Paralympiërs zullen er zeker van genieten.
Eerder verschenen bij VRT Taal op 19 augustus 2021