Dit is de column die ik in oktober 2022 voor VRT Taal heb geschreven. Helaas is die nooit op VRT Taal zelf gepubliceerd. Met toestemming van de taaladviseur van de VRT publiceer ik hem alsnog hier.
‘Wil je een pandaglas of een krokodillenglas?’
Voor de meeste mensen een volkomen begrijpelijke vraag, hoewel ze twee woorden bevat die niet in het woordenboek staan en waarschijnlijk zelfs in geen enkele publicatie voorkomen. Op het moment dat de vraag klinkt, bestaan die woorden. Toch voor de fractie van een seconde waarop ze worden uitgesproken. Een geluidsgolfje, een lichte trilling van lucht. Meer zijn ze niet. Maar ze bestonden, want ze werden uitgesproken en begrepen.
Op die heel vluchtige manier ontstaan er elke dag in elke taal miljoenen woorden. Ze klinken heel even, doen hun werk en zijn weer weg voor we goed en wel beseffen dat ze er waren. Omdat ze niet werden vastgelegd, zullen ze nooit het woordenboek halen. Maar zijn ze daarom minder ‘woord’?
De Dikke Van Dale, het woordenboek der woordenboeken, werd en wordt nog steeds gebruikt als scheidsrechter die bepaalt of een woord bestaat. Vroeger was dat tot in het parlement of de rechtszaal, tegenwoordig vooral bij woordspelletjes. Of, helaas nog steeds hier en daar, in de klas.
De hoofdredacteurs mogen op hun kop gaan staan met hun uitleg dat zij bestaande woorden alleen maar registreren en dat er buiten het woordenboek even goed woorden bestaan: het idee ‘in het woordenboek = ècht woord’ is heel hardnekkig.
En dus ook de veronderstelling dat als je een vervelend, beledigend, ongewenst woord weghaalt uit het woordenboek het ook weg is uit de taal. En dat je hetzelfde kunt doen met aanstootgevende, schurende, kwetsende betekenissen. Er zijn zo al tal van Marina’s en Anita’s geweest die hun voornaam in de woordgroep ‘johnny’s en marina’s / johnny’s en anita’s’ uit het woordenboek geschrapt wilden zien. Maar geloof het of niet: zo werkt het dus niet.
Het laat wel zien hoe belangrijk we woorden vinden, zeker als ze geschreven zijn en dus meer zijn dan een tijdelijke trilling van lucht. Als ze dan nog eens in een ‘serieuze’ publicatie staan, zoals een krantenartikel, dan hebben ze het helemaal gemaakt. Want dan maken ze ook kans om in het woordenboek te komen, de hoogste vorm van erkenning die een woord kan krijgen.
Of toch bijna. Want het gaat nog verder. Niet alleen woorden kunnen een zekere status hebben (want ze staan in de krant! In het woordenboek!), mensen claimen ook graag woorden. Journalisten verzinnen nieuwe woorden om de actualiteit te benoemen, de aandacht te trekken of de beeldvorming wat te sturen.
Dat laatste doen politici ook graag, én zij vinden het vaak prettig als hun naam vereeuwigd wordt in de een of andere nieuwe regelgeving. Als zo’n actuele term het brengt tot de shortlist van de ‘Woord van het jaar’-verkiezing, is de top bereikt. Hun woord is relevant voor de actualiteit, de eeuwigheid wenkt.
Met de jaarlijkse ‘Woord van het jaar’-verkiezing van Van Dale gaan we nog een stapje verder in die verering van het woord. Iedereen kan woorden indienen, en zo krijgen ook de ‘gewone mensen’ de kans om een eigen term te promoten en het op te nemen tegen de professionele woordenmakers.
Hoewel er (behalve een vermelding tijdens de bekendmaking en misschien een plekje in het woordenboek) niets te winnen valt, zelfs geen kartonnen medaille, heeft deze verkiezing elk jaar weer heel veel succes. Er wordt druk gepromoot, druk gestemd én achteraf druk gediscussieerd over hoe terecht de winnaar is en wat dat betekent.
De winnaar is, voor alle duidelijk, geen persoon. Het is een woord. Zwarte letters op een scherm, inktvlekjes op papier, een trilling van de lucht.
Ook de Vergeetwoorden van het Nederlandse radioprogramma De Taalstaat en de Ontbreekwoorden van het Vlaamse radioprogramma Nieuwe feiten laten zien hoe veel belang we aan woorden hechten.
In De Taalstaat kunnen luisteraars woorden uit vroeger tijden die je nu amper of niet meer hoort of leest insturen als Vergeetwoord van de week. Als je woord eruit gepikt wordt, mag je op de radio aan Frits Spits uitleggen waarom je het bewaard wil zien, adopteer je het en engageer je je om het te gebruiken, zodat het niet helemaal verdwijnt. Je adoptie en engagement worden zelfs bezegeld met een heus certificaat.
In Nieuwe feiten gaat zanger Rick De Leeuw elke week op zoek naar een woord dat een bepaalde betekenis dekt en waar soms in andere talen wél een woord voor bestaat. Hij doet een oproep, luisteraars kunnen voorstellen indienen en de week erop kiest Van Dale-hoofdredacteur Ruud Hendrickx – daar is het gezag van het woordenboek weer – samen met De Leeuw en presenator Lieven Vandenhaute een ‘winnaar’: een nieuw woord dat de lading het beste dekt en dat het meeste kans maakt om ook echt in gebruik te komen.
Gesteld dat de behoefte er echt is, natuurlijk. Het is immers niet de eerste keer dat iemand, meestal een medium of een organisatie, op zoek gaat naar een naam voor een bestaand voorwerp, een situatie, een abstract iets. In 1996 introduceerde Onze Taal het ‘beurtbalkje’, in 2004 kwam Faro met het ‘houwtouw’ en in 2015 kwam de Stad Gent samen met Testaankoop met het ‘restorestje’.
Geen idee waar het over gaat? Dat laat meteen zien hoe relatief al die nieuwe woorden zijn.
Zelfs al krijgen ze een certificaat, halen ze een shortlist, worden ze gepromoot, staan ze in een woordenboek: als er in het dagelijkse leven geen behoefte aan is, hebben ook zij maar even veel bestaansrecht als het pandaglas en het krokodillenglas. Of elk woord dat niet meer is dan een geluidsgolfje van een fractie van een seconde.