[Column VRT Taal] Rijtjes

De Lage Landenslag. Drie weken lang discussieerden Jan Hautekiet, Alice Reijs samen met Nederbelgen en Belgo-Nederlanders Goedele Liekens, Peter Vandermeersch, Bas Birker en Aafke Romeijn over wat ons bindt en scheidt. Daarover ga ik het nu niet hebben, die drie weken Lage Landen volstaan hiervoor wel. Maar hebben jullie het inleidende filmpje ook gezien? Dat waarin genoemde Alice Reijs samen met haar man Tom Van Dyck een rijtje valse vrienden afhaspelt? Dat ging zo:

Tom (laat een  foto van een handtas zien): ‘Een zak’
Alice: ‘Nee, dat is dus een tas.’
Tom (laat een foto van een koffiemok zien): ‘Nee, dit is een tas.’
Alice: ‘Nee, dat is een kop.’
Tom: ‘Een kop is … een hoofd.’
Alice: ‘Nee, het hoofd is de baas.’
Tom: ‘Dus is de baas …’
Alice: ‘Een zak.’

Niet alleen grappig, het laat ook zien dat zo’n betekenisverschil vaak niet op zichzelf bestaat. Om bij dit voorbeeld te blijven: de woorden zak, tas, kop zijn heel gewoon in België en Nederland, maar zeker tas en kop hebben in de delen van het taalgebied net een andere betekenis. En daardoor gaan andere betekenissen ook aan het schuiven. Fascinerend vind ik dat.

Dit is natuurlijk niet het enige rijtje. In recepten bijvoorbeeld hoef je er niet eens lang naar te zoeken. Zo merkte iemand in VRT Taal nog op:

“Zet een pan water op het vuur en kook de pasta gaar.” Ben ik de enige die dit vreemd vindt? Een pan is toch veel te ondiep om iets in te koken! Ik neem wel een pot.

Iedereen die al eens een Nederlands recept heeft gelezen, online of bijvoorbeeld via een bekende leverancier van maaltijdboxen, zal zich dit wel eens hebben afgevraagd. De pan-potkwestie is inderdaad vergelijkbaar met de zak-taskwestie. En ze maakt deel uit van een rijtje:

De Vlaamse (kook)pot is in Nederland een pan.
De Vlaamse pan is in Nederland een koekenpan of een braadpan.
In Vlaanderen wordt koekenpan amper gebruikt, tenzij misschien voor een pan met lage randen, bedoeld voor pannenkoeken. Een braadpan is dan weer net als in Nederland een specifieke stevige pan om vlees te braden.
De Nederlandse pot is dan weer een Vlaamse bokaal (of pot, dat kan ook).
De Nederlandse bokaal is een wedstrijdbeker. Dat laatste woord kun je gelukkig wel zowel in Nederland als in Vlaanderen gebruiken. Maar wecken zou ik alleen doen in een Vlaamse bokaal.

Kun je nog volgen? Oké, dan geef ik je nog een rijtje cadeau, opnieuw uit de boeiende wereld der recepten:

Een Vlaamse houten lepel is een Nederlandse pollepel.
Een Vlaamse pollepel is een Nederlandse soeplepel.
Een Vlaamse soeplepel is een Nederlandse eetlepel. Dat woord is in Vlaanderen minder gebruikelijk, want de lepel waarmee je eet, is al genoemd naar hetgeen je ermee eet: soep.

Soeplepel en pollepel volgens Albert Heijn

Voor elke betekenis valt wat te zeggen:
het woord pollepel is een vervorming van pot-lepel: de lepel waarmee je in de pot roert, of waarmee je eten uit de pot schept. Dat kun je doen met een houten roerlepel, maar ook met een diepe scheplepel voor soep.
Met een soeplepel kun je soep vanuit je bord naar je mond brengen, of vanuit de grote kookpot (de pan) naar het bord.
En met een eetlepel eet je natuurlijk, daarmee schep je niet op.

Ter aanvulling: de Vlaamse koffielepel heet in Nederland theelepel. Dat is handig om te weten als je in een recept de afkorting TL ziet staan.

Ik zou het nu ook over de verschillende soorten doeken in de keuken en de badkamer kunnen hebben of over het rijtje rond kleed, maar ik ga het hierbij houden.

En voor je je afvraagt of dit geen problemen oplevert: ik ben nog nooit in de verleiding gekomen om aardappelen te koken in een (koeken)pan of soep uit te schenken met een soeplepel (eetlepel). Een duidelijke context en een portie gezond verstand zijn altijd nuttig.

Eerder verschenen bij VRT Taal op 25 oktober 2020

Reacties zijn gesloten.