[Column VRT Taal] Jaloers

Beste lezer, ik moet iets bekennen. Ik ben jaloers op de West-Vlaming. Of beter gezegd: op de relatie die West-Vlamingen hebben met hun dialect. Meestal heb ik daar geen last van, maar nu bij de start van het derde seizoen van Eigen kweek wringt het wel weer. Ik leg het even uit.

Ik ben zelf geen West-Vlaming, maar dat had u waarschijnlijk al door. Ik ben Limburger. En hoewel ik al mijn dialectsprekende, -kallende en -klappende provinciegenoten versta, spreek ik zelf geen dialect. Jammer genoeg, want ik ben gek op dialecten. Alle dialecten, maar vooral toch de Limburgse. Een beetje chauvinisme is me niet vreemd.

Waarom ben ik dan jaloers op die verre landgenoten? Wel, onze dialecten hebben veel gemeen: ze worden als grappig, onverstaanbaar, niet ernstig te nemen schattig en een beetje boers beschouwd. West-Vlamingen kunnen nog geen hee van een gaa onderscheiden, Limburgers zingen en zouden daardoor traag praten. Onzin, natuurlijk, maar daar gaat het hier niet om. We zitten allebei aan de rand van het taalgebied en onze taal wijkt het sterkste af van ‘gewoon Nederlands’, dat hebben we gemeen. Hoe komt het dan dat er geregeld nummers in het West-Vlaams in de hitlijsten staan en dat West-Vlaams een belangrijke rol speelt in tv-reeksen als Eigen kweek en Bevergem en dat dat hetzelfde niet gebeurt met het Limburgs? Onze dialecten zijn minsten even bijzonder en zèker welluidend.

De vraag stellen is ze beantwoorden: het ligt aan onszelf, beste provinciegenoten. Hoe reageren wij als iemand lachend een Limburger probeert te imiteren? Juist: boos. Hoe reageren West-Vlamingen? Ze doen er een schep bovenop: ze produceren wat onverstaanbare woorden en lachen als de ander niet weet waar ze het over hebben. Ha, die zit! Ruutnahtennehntih!

Nog een verschil: Limburgers gebruiken hun dialect alleen onderling, als ze zeker weten dat de gesprekpartner uit dezelfde streek en liefst hetzelfde dorp afkomstig is. Zijn er ‘allochtonen’ in de buurt? Dan spreekt hij zo neutraal mogelijk Nederlands. West-Vlamingen daarentegen schakelen over op West-Vlaams zodra ze een provinciegenoot spotten, om het even wie er nog bij is. Oké, ze spreken mogelijk niet exact hetzelfde dialect, maar ze begrijpen elkaar. En de rest moet dat ook maar verstaan.

De Limburger verbergt zijn dialect en accent voor de buitenwereld, de West-Vlaming pakt er net mee uit. En met succes: intussen is er een zeker respect voor dat West-Vlaams, terwijl Limburgs dat rare onverstaanbare taaltje blijft. Het bewijs: in de top 10 van mooiste dialectwoorden die De Standaard in 2017 samenstelde, zijn de nummer 1, 2, 4 en 6 West-Vlaams en staat er niets Limburgs in. Hennig, strikken, haose, eek, ingbiegel, maalplak waren nochtans mooie kandidaten, niet?

Dus, Limburgers, wa gon vee dran doen? Mir plat praoten, klappen of kallen? E sjoeën lieke sjrieve vur Dana Winner of Stijn Meuris? Iet als Bevergem vur Matteo Simoni? Ich zow da dan Maasgenk noemen. Da koen dan innins ooch in Genkse sjtijl.

Eerder verschenen bij VRT Taal op 12 januari 2019

Reacties zijn gesloten.