[Column VRT Taal] België-Nederland

De komende drie weken gaat Radio 1 op zoek naar wat Vlaanderen en Nederland scheidt (met ei en dt) en bindt. Dat gebeurt met panelgesprekken op zondag, met de Lage Landenlijst, met een Vlaams-Nederlandse radio-uitzending waarbij Frits Spits en Jan Hautekiet samen de Week van het Nederlands aftrappen, met een podcast van een driedaagse fietstocht over de Vlaams-Nederlandse landsgrens. Ik volg dit natuurlijk met heel grote belangstelling.

Ik doe dat al jaren, zoeken wat Vlamingen en Nederlanders gemeenschappelijk hebben en wat niet. Mijn insteek is praktisch: welke woorden kan ik wel en niet gebruiken als ik een tekst vertaal voor het hele taalgebied, welke toon sla ik aan, waar kan ik met mijn vragen terecht, hoe formuleer ik ze het beste?

Die laatste zin is overigens een mooi voorbeeld van een Vlaams-Nederlands verschil. Toen ik het manuscript van mijn boek Buurtaal van de Nederlandse redacteur terugkreeg, had ze de zinsconstructie: ‘je [werkwoord] het beste zus of zo’ systematisch veranderd in ‘je kunt (maar) beter zus of zo [werkwoord]’. Het sterkste is dat die kwestie in het boek staat, met het advies ‘voor België kan dit, voor Nederland is de combinatie ‘kan beter’ aangewezen.’ Oeps.

Maar dit terzijde. Terug naar de praktijk. Vertalers – Nederlandse en Vlaamse – worden vaak geconfronteerd met noord-zuidkwesties: wat betekent dit woord, hoe noemen jullie dit, is deze zin fout of kan die wel in België/Nederland? Zelf heb ik dan nog eens een bovengemiddelde interesse in die verschillen. Sommigen noemen het een obsessie, ik noem het liefkozend een van de stokpaardjes in mijn manege. Ik heb dus mensen nodig, Nederlanders en Vlamingen, die iets van taal kennen en er zelf genoeg in geïnteresseerd zijn om mijn talloze vragen te beantwoorden en mijn vragenlijsten in te vullen. Ik moet dus gericht op zoek gaan.

Vaststelling: als je op sociale media het antwoord zoekt op een taalvraag en je hebt zowel Nederlandse als Vlaamse antwoorden nodig, dan moet je dat gericht aanpakken. Nederlanders zijn het makkelijkst te vinden: je gaat naar een virtueel pleintje waarvan je weet of vermoedt dat er Nederlanders in de buurt zijn en je roept (virtueel dus) ‘Hey, weet iemand hier iets over?’ Binnen enkele minuten word je overspoeld door antwoorden, waarvan sommige bruikbaar zijn en sommige helemaal naast de kwestie. Twitter is het ideale virtuele marktplein, maar het werkt ook in Facebookgroepen voor bijvoorbeeld vertalers, tekstschrijvers, correctoren enz. Probeer het maar eens.

Vlamingen hebben een andere aanpak nodig. Zij antwoorden pas als ze er zeker van zijn dat ze de juiste persoon zijn om die vraag te beantwoorden en je echt op hun antwoord zit te wachten. Je moet dan als het ware op hun virtuele deur kloppen, wachten tot ze opendoen, je vraag voorleggen en er liefst bij zeggen dat je het hen vraagt omdat je hun expertise kent en waardeert. De online versie: in Facebookgroepen met veel Vlaamse leden een helder geformuleerde vraag posten en erbij zeggen van wie je verwacht dat ze hierop kunnen antwoorden, bijvoorbeeld ‘Zitten er hier mensen die iets kennen van dialecten?’ Je zult minder antwoorden krijgen, maar die zullen wel vrijwel allemaal relevant zijn. En soms ontstaat er ook dan een heel boeiende, leerrijke discussie. Dit gerichte werkt gewoon niet op Twitter. Te veel hashtags, tags en tekens nodig.

Samengevat: Nederlanders zijn online gemakkelijker te vinden, vooral op Twitter. Naar Vlamingen moet ik gericht op zoek gaan. Voor de volledigheid: LinkedIn maakt geen verschil, Instagram is niet zo geschikt voor dit soort dingen en voor TikTok ben ik te oud en te weinig danswaardig. Ik ken mijn grenzen.

Nog een vaststelling: als Vlamingen en Nederlanders met elkaar in discussie gaan over het Nederlands, wat in gemengde Vlaams-Nederlandse Facebookgroepen weleens gebeurt, zie je meteen een verschil in stijl. Nederlanders gaan er tegenaan, gooien hun vragen, antwoorden, meningen in de groep en klinkt het niet, dan botst het maar. Of beter: ze staan er niet bij stil dat dit zou kunnen botsen, want ze tonen toch hun bereidheid om te helpen. Vlamingen zijn meestal bedachtzamer, reageren zoals gezegd alleen als ze zeker genoeg zijn van hun antwoord en zijn bijgevolg heel geïrriteerd als dat in twijfel wordt getrokken, en verdedigen hun antwoord vol vuur. En dat zorgt dan weer voor verwondering bij de Nederlanders. Als vraagsteller moet je je wel bewust zijn van dat verschil in stijl: Van Nederlanders krijg je veel antwoorden, maar die moet je zelf nog filteren. Van Vlamingen krijg je minder antwoorden, maar ze zijn wel vaker bruikbaar. Ze zijn immers vaak al gefilterd.

Terug naar de kernvraag: verbindt dat verschil in communicatiestijl ons nu of net niet? Het zou ons kunnen scheiden. We reageren anders, we communiceren anders en dat botst en schuurt. Maar als we daar rekening mee houden, vullen we elkaar net prima aan. Verbinden of scheiden: het is maar wat je er zelf van maakt.

Eerder verschenen bij VRT Taal op 30 september 2020

Reacties zijn gesloten.