Taal en economie

Taal en economie, voor sommigen is die combinatie al genoeg om af te haken. Want taal, dat is mooi, dat is identiteit en gevoel. Dat kun je toch niet in geld vatten? Dat klopt wel en niet. Er zijn nu eenmaal mensen, veel mensen, die hun boterham verdienen met taal. Daar is niets verkeerds mee. Integendeel, net daarom is het belangrijk om ook eens de economische betekenis van taal onder de loep te nemen. Opgelet, het is een lang verhaal. Er valt dan ook wel wat over te zeggen.

Rapport: Over de economische betekenis van taal

Rapport 'Over de economische betekenis van taal. Een verkenning van de sector in het Nederlandse taalgebied.'

Rapport ‘Over de economische betekenis van taal. Een verkenning van de sector in het Nederlandse taalgebied.’

Onlangs werd dan ook het rapport ‘Over de economische betekenis van taal’ van de Nederlandse Taalunie gepresenteerd. Met dit rapport wilde de Taalunie voor het eerst de taalsector in zijn geheel en de plaats van de sector binnen de economie in kaart brengen. Het onderzoek werd uitgevoerd door De Taalstudio (Nederland), De Taalsector (Vlaanderen en Brussel) en Left Consultancy (Suriname).

In kranten en media is er geregeld nieuws uit diverse economische sectoren. De landbouwsector, de toeristische sector, de vleessector, de luchtvaartsector, ze bestaan allemaal. Alle sectoren bestaan uit uiteenlopende beroepen. Zo behoren piloten, stewardessen, vliegtuigtechnici, bagageafhandelaars, bedienden aan de incheckbalie enz. allemaal tot de luchtvaartsector. Het voordeel van zo’n overkoepelende sector is dat die als woordvoerder kan optreden voor alle beroepsbeoefenaars die binnen die sector actief zijn en zo bijvoorbeeld bij de overheid een bepaald beleid kunnen bepleiten. Om die reden is het belangrijk dat we ons ook bewust worden van het bestaan van een taalsector, een overkoepelende sector waarin alle mensen die professioneel met taal bezig zich vertegenwoordigd kunnen voelen. Die sector is een realiteit, maar was nog nooit in kaart gebracht. Tot dit jaar.

De Taalsector en De Taalstudio

Dries Debackere voelde die nood enkele jaren geleden al en startte daarom de nieuwsbrief/website De Taalsector op met nieuws uit de gehele sector in België en daarbuiten. Hij wil taalprofessionals met elkaar in contact brengen en hen laten zien wat er allemaal leeft binnen die brede sector – en dus ook buiten hun eigen subsector. Dat doet hij niet alleen met zijn website, maar ook via evenementen als the Value of Language en de uitreiking van de Language Industry Awards. Maaike Verrips van De Taalstudio wil hetzelfde bereiken met het Drongo Talenfestival en de netwerkbijeenkomst voor professionals tijdens dat festival. Hierdoor waren zij de geknipte personen om dit onderzoek uit te voeren in opdracht van de Taalunie. Voor Suriname kregen ze de hulp van Ronnie Antonius van Left Consultancy.

Meten is weten?

Tijdens de eerste helft van dit jaar lanceerden ze een enquête voor taalprofessionals en taalbedrijven en onderzochten ze de nationale bedrijfs- en beroepsstatistieken. Ze wilden te weten komen welke economische betekenis taal, taalberoepen, taalbedrijven en taalprofessionals hebben. Die kennis is nodig als we in de toekomst mee willen wegen op taalbeleid en invloed willen hebben op het onderwijs. Wil je iets te betekenen hebben, dan moet je met cijfers komen. Want meten is nu eenmaal weten.

Maar wat blijkt? Uit die nationale gegevens voor bedrijfs- en beroepsstatistiek kun je onmogelijk informatie vinden die specifiek is voor taalberoepen. Dat komt door de classificatieschema’s die hierbij gehanteerd worden. In verschillende codes zitten ook taalberoepen of talige activiteiten opgenomen, maar je kunt die beroepen niet isoleren van de andere beroepen en activiteiten. En dat is maar een van de problemen met die gegevens.

Uit de enquête die de onderzoekers door diverse taalprofessionals lieten invullen, hebben ze wel enkele tendensen kunnen afleiden. Ze hadden zelf al een lange lijst beroepen die ofwel echt tot de taalsector horen, ofwel er heel nauw aan verwant zijn. Die is bevestigd en hebben ze nog verder kunnen aanvullen. Voor de resultaten en die lijst verwijs ik naar het rapport zelf. Dat is vrij verkrijgbaar of te downloaden bij de Nederlandse Taalunie.

Cijferloos

Wat is nu het belang van dit rapport, als er toch zo weinig concrete gegevens voorhanden zijn? Om te beginnen dat feit, en dat het toch belangrijk is dat die sector in kaart wordt gebracht. Dat was in ieder geval de boodschap van de lobbyist die tijdens de Nederlandse presentatie op het Drongo Talenfestival werd geïnterviewd. Om iets te bereiken bij de overheid, moet je de betekenis van je sector kunnen aantonen. En dan heb je cijfers nodig: omzet, winst, personeel, beroepsbeoefenaars. Op het eerste zicht lijkt dit een onmogelijke opdracht, maar dat hoeft het niet te zijn. Ook de toeristische sector zat met hetzelfde probleem: ze bestaat uit veel diverse beroepscategorieën die niet uit de nationale statistiek geïsoleerd kunnen worden. Toch is het voor die sector wel gelukt aan de hand van een zelf opgestelde handleiding. Mogelijk kan die handleiding als basis dienen om de taalsector in kaart te brengen.

Beroepenlijst

Het startpunt is er in ieder geval wel: een lijst met enkele tientallen beroepen die samen de taalsector vormen (de ‘kern’) en vier extra lijsten van beroepen en bedrijven waarbij taal een centrale rol speelt, maar waarvoor het niet het product of de dienst zelf vormt (de ‘schil’). We denken bij de schil bijvoorbeeld aan taaltechnologie, ontwikkelaars van lesmethodes, uitgeverijen, logopedisten enz. Bedrijven en professionals uit die schil beschouwen zichzelf ook niet als taalprofessionals, maar weten wel dat taal onmisbaar is in hun beroepspraktijk.

Uit de beroepenlijst blijkt om te beginnen dat taal niet zomaar een hobby is of iets voor cultuurliefhebbers, maar dat het een onomkombare factor is in het dagelijkse leven en in de economie. Dat ‘iemand die met taal werkt’ niet per definitie een vertaler, tekstschrijver of taaldocent is. Dat is interessant voor het onderwijs en met name voor taalleraren, want zo kunnen ze jongeren gerichter adviseren en vertellen wat je zoal met taal kunt doen.

Versnippering en verbondenheid

Bovendien voelen de verschillende taalprofessionals zich door die lijst ook verbonden. ‘We horen bij een club,’ zo drukte Wim Van Rompuy, baas van copywritersbureau Schrijf.be, het uit. Met andere woorden: de beroepenlijst is een krachtig hulpmiddel tegen de versnippering van de sector.

Want die versnippering brengt wel wat problemen met zich mee. Dat lieten de vier bedrijfsleiders ook zien die bij de Belgische presentatie van het rapport hun visie op de sector mochten uiteenzetten. Zij vertelden welke waarde en betekenis taal heeft voor hun bedrijf, wat hun klanten van hen verwachten en welke vaardigheden en kennis hun medewerkers moeten meebrengen. De nood aan samenwerking, aan kennis delen en netwerken blijkt erg groot. Elke deelsector heeft zijn eigen specialiteit, maar kan de eigen klanten niet verder helpen als die zaken vragen die buiten die specialiteit vallen.

Bovendien gaapt er een kloof tussen wat taalopleidingen doen en verwachten van hun studenten en wat taalbedrijven nodig hebben. Dat bleek duidelijk toen een van de bedrijfsleiders hardop zei dat hun focus niet zo zeer lag op correcte taal, maar wel op duidelijke, begrijpelijke taal. ‘Ja ja, als ze het maar begrijpen is het al lang goed genoeg,’ mopperde een taaldocente achter me. Ik begrijp haar frustratie, want dat is het klassieke excuus van studenten die als je ze op dt- en andere spelfouten wijst. Maar het klopt niet. Een begrijpelijke, vlotte en goed gestructureerde tekst schrijven moet wel zo goed als foutloos zijn. Dat is een cruciale voorwaarde, want veel schrijffouten maken een tekst net minder leesbaar. Maar foutloos zijn is maar één aspect van een degelijke tekst. Je moet ook weten wat je doelpubliek verwacht en aankan, in welke volgorde je je informatie zet, hoe je je lezer meeneemt in je verhaal, wat werkt en wat niet. Daar is net een belangrijke taak weggelegd voor de taalopleidingen.

Automatisering: vriend of vijand?

Ten slotte is er nog de kwestie van de digitalisering en automatisering. Uit het rapport blijkt dat heel wat taalprofessionals een haat-liefdeverhouding hebben met technologie en digitalisering. Ze maken er wel gebruik van, maar vrezen de ontwikkelingen ook. Naar verhouding zijn er weinig investeringen in digitale vernieuwingen. Dat is op zich niet problematisch, maar het is wel iets wat we in de gaten moeten houden. De sector loopt immers het risico dat andere professionals brood zien in taaltechnologische vernieuwingen en ze buiten de taalprofessionals om verder ontwikkelen. Dat kan nefast worden voor de beeldvorming van taalberoepen, zeker als de resultaten ervan de kwaliteit van taalproducten omlaag halen en dat als ‘normaal’ wordt beschouwd.

Een eindrapport als startpunt

Hoewel het rapport als ‘eindrapport’ wordt voorgesteld, hoop ik van harte dat dit net een begin is. Een begin van meer onderzoek en de aanzet naar meer onderling contact tussen de verschillende taalprofessionals, taalbedrijven en tussen taalprofessionals en taalopleidingen. Ik hoop ook dat steeds meer taalwetenschappers en taalprofessionals over hun werk zullen praten, onderzoeksresultaten naar buiten brengen zodat het brede publiek uitgebreid kennismaakt met wat taal, taalwetenschap en de taalsector allemaal kan, weet en betekent. Opdat taalwetenschap weer ten volle als ‘wetenschap’ wordt erkend en niet maar iets is voor ‘de mensen die niet goed zijn in wiskunde’.

Allemaal goed en wel, maar dat blijft vaag klinken en aan vaagtaal doen we liever niet. Dat helpt ons immers geen stap vooruit. Daarom stel ik de volgende concrete stappen voor:

  • De taalsector moet nog nauwkeuriger in kaart worden gebracht, bijvoorbeeld aan de hand van een handleiding zoals die bestaat voor de toeristische sector. We hebben cijfers nodig.
  • We moeten ook de taalopleidingen in kaart brengen: welke bestaan er, wat doen ze precies, tot wat voor beroepen kunnen ze leiden.
  • Er moet overleg komen tussen vertegenwoordigers uit opleidingen en de beroepssector wederzijdse verwachtingen en mogelijkheden te bespreken.
  • Meer netwerkmogelijkheden tussen deelsectoren onderling en tussen ‘kern’ en ‘schil’ zijn ook belangrijk, bijvoorbeeld tussen taaltechnologen en gebruikers van taaltechnologie.
  • Nieuws uit de sector moet vaker in diverse media verschijnen: de ontwikkelen van nieuwe taal- en spraaktechnologieën, het belang van meertaligheid in bedrijven (succesverhalen), dit rapport over de sector enz.
  • Er moeten samenwerkingen tot stand komen tussen educatieve uitgeverijen (secundair onderwijs), (hogere) taalopleidingen en taalprofessionals, zodat alles beter op elkaar wordt afgestemd. Hiervoor is ook overleg nodig met onderwijskoepels over leerplannen en de doelstellingen van taalvakken in de diverse richtingen in het secundair onderwijs. Als er voor exacte wetenschappen een overkoepelende STEM kan komen, kan zoiets ook worden ontwikkeld voor taalvakken.

Meer lezen?

Het rapport zelf is te vinden op http://taalunieversum.org/publicaties/over-de-economische-betekenis-van-taal

Verslag De Taalsector: https://www.taalsector.be/cms/actueel/4128-eindrapport-economische-verkenning-taalsector-voorgesteld

Verslag en voorstellen Flow: https://flowtime.be/taal-en-techcomm-bedenkingen-bij-over-de-economische-betekenis-van-taal/

Verslag en impressie van Schrijf.be: https://www.schrijf.be/nl/blog/detail/taalsector

Een boek over de economische betekenis van taal: F. Steurs: Taal is business. Taal, de turbo naar economisch succes, Scriptum 2016

Reacties zijn gesloten.