Belgisch- en Nederlands-Nederlands in de taaladviezen

In november 2014 werd ik door het netwerkinitiatief GentVertaalt uitgenodigd om tijdens een netwerkavond over regionale variatie in de standaardtaal te komen vertellen hoe taaladviezen tot stand komen. Ik heb toen de kans gehad dat verhaal uit te werken samen met de mensen van de Taaltelefoon en taaladvies.net.

Vertalers willen hun klanten immers een correcte vertaling afleveren die past bij het doelpubliek. Daarom vaak allerlei naslagwerken en websites met taaladviezen. Maar soms zien ze door het bos de bomen niet meer, en zeker als de bronnen elkaar tegenspreken, is het niet zo eenvoudig te zien welke bron het meeste gezag heeft. Bovendien bevatten sites als taaladvies.net, taaltelefoon.be en onzetaal.nl niet zo veel woordenschat.

Om uit te maken of een woord of uitdrukking bruikbaar is in een formele tekst of een tekst voor een groot publiek, maakt de vertaler gebruik van verklarende woordenboeken als Van Dale en Prisma. Die woordenboeken maken via labels duidelijk of een woord tot de standaardtaal behoort en of er een geografische beperking is (Belgisch-Nederlands of Nederlands-Nederlands). Maar soms spreken ook die bronnen elkaar tegen, en het is niet altijd even duidelijk waar de woordenboekmakers zich op baseren om een label toe te kennen. Wie moet je dan als professionele taalgebruiker volgen?

In mijn verhaal schets ik de onderlinge verhoudingen tussen de bekendste taaladviesbronnen en woordenboeken. Hieronder vind je de slides die ik bij dit praatje gebruik en de uitleg die erbij hoort. Als je me het verhaal zelf wil horen vertellen, neem dan contact op via het formulier.

Handleiding: Belgisch- en Nederlands-Nederlands in de taaladviezen (pdf)

Reacties zijn gesloten.