Naar school gaan is niet altijd even fijn. En leren schrijven kan best lastig zijn. Toch kunnen de meeste kinderen in België en Nederland vlot lezen en schrijven als ze twaalf jaar zijn. Kan jij je nog voorstellen dat je het nog niet kon? Dat al die letters rare, onbegrijpelijke krabbels voor je waren?
Tot een kleine honderd jaar geleden waren letters nochtans voor de meeste mensen onbegrijpelijke tekens. De meeste kinderen gingen bijna niet naar school. Ze moesten immers helpen op het veld, of werken in het fabriek. Alleen de kinderen van rijke ouders gingen naar school. Vaak waren het zelfs alleen de jongens. Armere families stuurden, als ze konden of met de steun van de lokale pastoor, één zoon naar school om priester te worden. Kunnen lezen en schrijven was een luxe, die weggelegd was voor maar enkele mensen.
Het onderwijs zag er ook heel anders uit dan nu. Heel lang leerden kinderen niks anders op school dan lezen, een beetje rekenen, zingen en bidden. Schrijven was heel lang een luxe, omdat het duur was. Je had er perkament en later handgemaakt papier voor nodig, en dat kostte enorm veel. Daarom leerden alleen de geleerde monniken en later de rijke burgers schrijven. Je kon toen goed je brood verdienen door in opdracht allerlei teksten te schrijven en over te schrijven. Dat heette niet voor niets ‘monnikenwerk‘.
In deze reeks verhalen ontdek je hoe kinderen en jongeren door de eeuwen heen leerden schrijven. Elk hoofdstuk bevat een reeks dagboekfragmenten van een verzonnen personage uit een bepaalde periode. In deze dagboeken vertellen de personages wie ze zijn, waar ze naar school gaan en hoe ze leren schrijven.