Als je een taal vergelijkt met een kleerkast, dan zijn de woorden de losse kledingstukken, en de grammatica de planken en kleerhangers. Zonder kleerhangers kan je in het wilde weg wat kleren uit je kast halen, en na een tijdje en met wat geluk vind je wel een acceptabele combinatie. Maar aankleden wordt zo wel een omslachtige onderneming.
Hetzelfde heb je met taal: je zal jezelf wel uit de slag kunnen trekken als je een handvol woordjes kent, maar echte gesprekken voeren, dat zit er niet in. Daarvoor moet je een beetje weten hoe die taal ‘werkt’, wat de structuur ervan is. En dat is de grammatica.
Ook als je correct wil spellen, moet je enkele grammaticale termen kennen zoals ‘werkwoord’, ‘vervoegen’, ‘zelfstandig naamwoord’, ‘voltooid deelwoord’. Als je bijvoorbeeld niet weet wat een werkwoord is, zal je de dt-regel nooit begrijpen. In de volgende reeks filmpjes leg ik net deze grammaticale termen even uit. Onder het kopje ‘Spelling‘ vind je de filmpjes over de spellingregels zelf.
Filmpjes (de titels met * zijn alleen toegankelijk voor ingelogde abonnees)
